237

Het Varken Op Reis Er waren eens een varken en een uil met elkaar in gesprek. De uil lachte het varken uit, omdat hij niet kon vliegen, en zei dat het varken lui was, en alleen maar at en door de modder rolde. De uil vond zichzelf heel wat, omdat hij veel jaagde en nesten bouwde. ‘Op een dag,’ zei het varken, ‘zal ik net zo kunnen vliegen als jij.’ Maar de uil lachte hem uit, en zei dat dat onmogelijk was. De dag daarop ging het varken op reis om vleugels te zoeken. Eerst kwam hij een raaf tegen. Ook de raaf zei dat hij nooit zou kunnen vliegen. Na een tijdje kwam het varken bij een klein huisje waar een heks woonde. ‘Ach,’ zei de heks, ‘je hebt gewoon niet genoeg gegeten. Je moet veel meer eten, en dan zul je wel kunnen vliegen.’ En de heks zette een heleboel lekkernijen voor het varken op tafel, en het varken at en at. En zo ging dat dagen door, totdat het varken moddervet was. Het varken was zo vet geworden dat hij bijna niet meer vooruitkwam. De heks stond lachend achter hem toen het varken probeerde te vliegen. Toen pakte de heks een groot mes om het varken te slachten, en toen wist het varken dat hij bedrogen was. De heks had gewoon zin in een lekker hapje. Gelukkig kwamen ineens de uil en de raaf naar binnen, en begonnen de heks te pikken. De heks viel op de grond, en toen probeerden ze het varken naar buiten te krijgen. Dat was niet gemakkelijk, maar uiteindelijk was het varken buiten. De raaf en de uil waarschuwde het varken dat hij geen domme dingen meer moest doen, en toen het varken ver genoeg van het heksenhuisje vandaan was vlogen ze weer weg. Maar het varken wilde nog steeds vliegen. Na een tijdje kwam het varken bij het huisje van een fee. Ook aan de fee vertelde hij dat hij wilde vliegen, en de fee zei dat hij dan bepaalde toverriemen om moest doen. De fee haalde de riemen uit een kast, deed ze bij het varken om, maar snel maakte ze de riemen vast aan een balk, en veranderde in een heks. Weer was het varken bedrogen. De heks pakte een mes uit de la om het varken te slachten, maar weer kwamen de uil en de raaf binnen om het varken te helpen. Toen ze weer buiten waren zeiden de uil en de raaf dat het varken niet zo goedgelovig moest zijn. Het varken had z’n lesje nu wel geleerd, maar wilde nog steeds vliegen. Het varken zou nu niet meer allerlei huisjes binnengaan. Dat had hij nu wel afgeleerd. Maar nog steeds zocht het varken naar vleugeltjes. ‘Kun jij mij leren vliegen ?’ vroeg hij aan een klein vogeltje. ‘Ja,’ zei het vogeltje, ‘dan moet je in het water springen.’ Maar het varken geloofde het niet. En ook andere vogeltjes vertelden hem dingen die hij niet geloofde. De uil en de raaf waren blij dat het varken wat verstandiger was geworden. Maar op een dag kwam het varken een echt vliegend varken tegen met vleugels. ‘Waar kan ik vleugels vinden ?’ vroeg het varken. ‘Kom maar mee,’ zei het vliegend varken.

238 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication