het meisje alleen nog maar met koeien werken. Ze werd een herdersmeisje, zodat haar laarzen zo vies zouden worden dat de prinsen haar zouden vergeten. Ook zocht ze vaak de paarden op, en ging diep in het bos wonen. Maar nog steeds zochten prinsen haar op, en lieten haar niet met rust. Het meisje smeekte de heks haar laarzen weer van haar weg te nemen. Op een dag kreeg de heks medelijden met haar, en zei : ‘Als je je laarzen opgeeft dan zul je nooit meer terug kunnen naar het bos en de velden. Je zal dan onder de aarde moeten wonen, bang voor het zonlicht.’ ‘Zo zij het,’ zei het meisje. Toen nam de heks de laarzen van het meisje weg, en het meisje moest vanaf toen diep onder de aarde leven, in de modder en in angst voor het zonlicht. Hier konden de prinsen haar niet vinden. Onder de grond leefden de wilde paarden, en het meisje voelde zich alsof ze thuisgekomen was. Ze miste de wereld boven de grond niet eens. Maar één van de prinsen vond op een dag in het bos een gat die diep onder de aarde leidde. Toen hij er doorging vond hij daar het meisje. Maar hij herkende haar niet, omdat ze haar laarzen niet meer had, en ze was helemaal verwilderd. ‘Meisje,’ zei hij. ‘Heb je het hier niet koud. Je hebt vast honger. Zal ik je meenemen naar mijn paleis ?’ ‘Nee,’ zei het meisje. ‘Ik kan niet tegen het zonlicht.’ ‘Oh, maar het is heel donker in mijn paleis hoor. En ik heb een kamer voor je zonder ramen, heel diep in het paleis,’ zei de prins. Toen stemde het meisje in, en de prins bracht haar naar haar nieuwe kamer. Elke dag kwam hij even kijken. Al snel was het meisje op temperatuur en bijgevoed, maar ze kon nog steeds niet tegen zonlicht. ‘Je doet me aan iemand denken,’ zei de prins. ‘Aan een meisje met betoverde laarzen. Sinds ik haar niet meer kon zien heb ik die laarzen laten namaken. Zou jij die willen hebben ?’ Het meisje knikte, en kreeg twee prachtige laarzen van de prins. Het meisje ging sindsdien vaak paardrijden met de prins, en kon steeds beter het zonlicht weer verdragen. Maar op een nacht begon het meisje weer in een paard te veranderen. Snel ging ze het paleis uit en zocht de velden en bossen op. Maar ditmaal bleef ze een paard. Slenterend ging ze terug naar het paleis, en toen de prins haar vond vond hij het het prachtigste paard dat hij ooit had gezien. De prins hield direkt van het paard als geen ander, maar voor hem bleef het gewoon een paard. De prins wist niet dat het paard eigenlijk het meisje was waarvan hij hield. Hij reed sindsdien meer op dit paard dan op enig ander paard, en zorgde goed voor het paard als voor geen ander paard, maar het paard mocht niet in zijn paleis komen. Elke keer na de rit moest het paard weer terug naar de stal. Het meisje was daar erg droevig over, want ze probeerde de prins telkens weer duidelijk te maken dat zij het meisje was waarvan hij hield. Maar de prins begreep het niet. Een paard kon nu eenmaal niet praten. Het meisje had een goed leven gehad, en vooral nu ze bij zo’n lieve en zorgzame prins was, maar daar zou het bij blijven. Al haar verdere dromen moest ze opgeven.
252 Online Touch Home