254

De Boze Toverspiegel Er was eens een toverspiegel die alleen maar bereikt kon worden door door een muur van druiven heen te eten. Altijd als iemand de toverspiegel had bereikt veranderde zo iemand in een geteugeld danspaard en verdween door de spiegel. Maar op een dag was er een man die een klein kistje met indiaanse vruchten bij zich had, en had niet zoveel zin in de druiven. Daarom liet hij z’n hond maar een weg door de druivenmuur eten, en hij liep er achteraan. Na een tijdje kwamen ze bij de toverspiegel. De hond werd direkt gegrepen en begon al in een paard te veranderen. De man dook direkt weg, want hij had goed in de gaten dat er iets niet pluis was. De man had in zijn kistje nog een paar pitten liggen van de indiaanse vruchten en die waren als stenen. Van een afstand gooide hij de spiegel stuk, en ineens stond er een groot volk voor hem. Het waren degenen die door de spiegel betoverd waren geweest. Ze waren de man erg dankbaar. De muur van druiven werd weggehaald, en de man zaaide wat pitten van de indiaanse vruchten. Zo ontstond er een nieuwe muur, en zij die de gebroken toverspiegel wilde bezichtigen moesten zich eerst een weg door de indiaanse vruchten heeneten. En zo werden de indiaanse vruchten beroemd. Maar op een dag haalde de man de gebroken toverspiegel weg, en liet er een paleis bouwen. Hier mochten vanaf nu allen die eens door de boze toverspiegel waren heengetrokken blijven wonen. Ook de man ging er wonen met zijn hond. En omdat hij de enige was die de toverspiegel nooit van binnen had gezien, en omdat hij hen allemaal had gered maakten ze hem tot koning. De Boze Zon De zon van het boze toverrijk zond zijn vlammetjes elke dag naar het volkje, zodat de wezens van het volkje elke dag zouden dansen. Dansen moesten ze, voor een boze heks. Er was een indiaans meisje die daarom nooit uit haar grot durfde te komen. Ze was bang voor de boze zon. Op een dag stond er een degen gestoken in het zand van haar grot, dichtbij de opening. Maar omdat het dicht bij de opening was durfde ze de degen niet te grijpen. Ze moest wachten tot het nacht was. In de nacht ging ze met de degen naar buiten. ‘Ach maan,’ sprak ze. ‘Kun jij er niet voor zorgen dat morgen gewoon de zon niet meer opkomt ?’ ‘Als je mij je degen geeft, dan zal ik een gevecht met de boze zon aangaan,’ zei de maan. De volgende dag kwam de zon niet op, maar de maan. Het meisje was erg blij en kwam naar buiten. Er waren die dag geen dansers buiten, en het meisje was voor het eerst gelukkig. Maar na de nacht erna

255 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication