263

Daarnaast stonden natuurlijk viskraampjes. Maar er was één jongetje bij die zei dat vissen helemaal niet lachen, maar dat de zeedruppels hun tranen zijn. De vissers vonden dat helemaal niet leuk, omdat het jongetje heel vaak kwam om die dingen te zeggen. Maar op een dag zeiden de vissers tegen de jongen dat als hij stopte met zijn praatjes dan mocht hij voortaan gratis ritjes maken op de lachende vis. En dat leek de kleine jongen wel wat, en zo stopte hij met het maken van zijn opmerkingen. Maar op een dag was de jongen bij de zee, en een vis hief zijn kopje uit boven de golven : ‘Zeg jongen,’ sprak de vis, ‘waarom heb je je wijsheid verkocht ?’ ‘Ach,’ zei de jongen, ‘ik ben nog jong, en vind spelen leuk. Het is toch mooi dat ik nu gratis ritjes kan maken op de lachende vis ?’ ‘Maar de vissen lachen niet,’ zei de vis, ‘want ze worden gevangen en gegeten. Als je weer rondvertelt wat je altijd rondvertelde dan mag je wel een ritje op mijn rug maken, hoor. Zoveel je wilt.’ Nou, dat leek de jongen zelfs wel beter, want op een echte vis te rijden was nog prachtiger dan te rijden op een vis van steen. En zo gebeurde het. De jongen vertelde weer over de huilende vissen, en maakte sindsdien ritjes op de vis in de zee. Maar de vissers begonnen erg boos te worden. En op een dag verzonnen ze een plan. Ze zorgden ervoor dat de stenen vis nu ook ritjes in de zee kon maken, en zelfs in de lucht. En bovendien maakten ze de lachende vis nu nog groter. De kinderen vonden het allemaal prachtig, en al snel hield de jongen weer zijn mond in ruil voor gratis ritjes op de lachende vis. Nu was de echte vis erg bedroefd en wilde niet meer met de jongen spreken. En hoe de jongen ook riep, de vis kwam niet meer terug. De jongen begon in te zien dat hij de sprekende vis toch wel erg miste, maar nu was het te laat. Vaak stond de jongen huilend bij de zee, en dan lachten de andere kinderen hem uit. Het maakte de jongen ook boos, en op een nacht ging de jongen het water in, en zwom zo ver als hij kon. Maar al snel begon hij moe te worden, en een golf trok hem mee de diepte in. Na een lange tijd spoelde de jongen aan op het strand. Een andere jongen die iets jonger was dan hem vond hem, en keek hem glimlachend aan. ‘Ben je uit de boot gevallen ?’ vroeg de andere jongen. ‘Huh wat ?’ vroeg de jongen slaperig. ‘Nee, ik was wezen zwemmen, op zoek naar een sprekende vis.’ Toen spuwde de jongen een straaltje water uit, en vertelde het verhaal aan de andere jongen. ‘Maar je moet je ook niet met echte vissen bezighouden,’ zei de andere jongen. ‘Wij hebben de vis van steen, en dat is veel veiliger.’ ‘Als we ons niet met echte vissen moeten bezighouden, omdat we de lachende vis hebben, waarom houden de vissers zich dan nog wel met echte vissen bezig ?’ vroeg de jongen. ‘Tja, dat vraag ik me ook af,’ zei de andere jongen, ‘maar laten we het er

264 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication