34

De Trollenkoning Eens, en dat is al heel lang geleden, zwierf ik in de bossen en verdwaalde uiteindelijk. Zo diep was ik nog nooit geweest, en ik wist niet meer hoe ik terug moest komen. Midden in de nacht kwam ik in een trollendorp terecht. Er zijn maar weinigen die het geloven. Echt waar, die trollen die leven net zoals wij : ze vissen, jagen, hebben boerderijen, huizen of hutten met keukens. In ieder geval was het een echte trollenbende. Ik had nog nooit zoveel vuil en puinhoop bij elkaar gezien. Ze leefden daar verwaarloosd, droegen bijna geen klederen, maar wel veel riemen als tuigjes, waar ze hun wapens aan vast konden maken. Ik bleef er staan, maar ineens werd ik gegrepen. Ik werd van mijn fiets afgetrokken en er ontstond een hevig gevecht. Ik had weleens gehoord dat het niet best was om in de handen van trollen te vallen, dus ik deed m’n uiterste best om weer los te komen, maar tevergeefs. Ze brachten mij voor hun koning, en maakten mij tot een gladiator. Ik moest tegen allerlei enge beesten vechten. Dit tot groot vermaak van de trollen. Ik dacht werkelijk dat ik hier nooit vrienden zou krijgen, en ik moest altijd in een donkere kerker slapen. Maar op een nacht kwam er een trollenvrouw bij me. Ze gaf me wat bloemen, heel lief, en ze zei : ‘Wacht tot de sterren uit de lucht zullen vallen om jouw kerker te openen.’ Ik dacht dat ik dan zou kunnen wachten tot sint juttemes, want dat zou toch nooit gebeuren. Ik snapte niet wat ze bedoelde, maar plotseling liet ze een glimmende sleutel voor mijn neus bungelen. Door de tralies staarde ik ernaar en naar haar. Ze was heel mooi, en het beetje licht dat er was weerkaatste zo prachtig in haar ogen. Ze liet de sleutel bungelen, alsof ze ermee wilde plagen. ‘Zie, ik heb de sleutel van de koning gestolen,’ sprak ze. ‘Ik kon het niet aanzien hoe ze jou mishandelden, maar ik ben er voor jou, nu, dus kom.’ Ze drukte uiteindelijk de sleutel in het sleutelgat en maakte de deur open. Maar daar kwamen al een paar trollenwachters aan, en toen deed ze iets heel doms. In paniek drukte ze mij weer terug in de kerker, en ook zij ging naar binnen, en deed de deur weer op slot. De trollenwachters keken naar binnen en moesten lachen. ‘Haha, nu hebben we twee vliegen in één klap. Daar zal de koning blij mee zijn. Ze gristen de sleutel weg en liepen verder. De vrouw begon te snikken. ‘Het is allemaal mijn schuld,’ zei ze. ‘Nu zullen we morgen vast opgehangen worden.’ En ja hoor, dat was de bedoeling. Want toen de koning het de volgende dag hoorde moesten we voorkomen. Hij was woedend, maar ook gemeen. Hij lachtte gemeen. Hij zei : ‘Ophangen die lui.’ En zo werden we naar het marktplein geduwd, geboeid, en kregen een strop om onze nek. Nu zou je misschien denken : ‘Kerel, hoe ben je daar aan ontsnapt ?’ Er kwamen op dat moment net wat vissers terug van een vistocht. Het waren vrienden van de vrouw. Toen ze zagen wat er aan de gang was trommelden ze nog meer van hun vrienden op, en het werd een kleine burgeroorlog, waardoor wij tenslotte gered werden. De koning werd afgezet, en ze wilden dat ik de nieuwe koning zou worden.

35 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication