62

Ja, lachte de koningin, jaha, dat heb je goed gezien, jongen, en nu vlug wegwezen, want het is nog lang geen tijd. Toen rende het konijn weg. Nu stond het meisje oog in oog met de koningin. En wie ben jij ? vroeg de koningin. ‘Eh, ik ben het meisje wat van u gewoon het pad moest volgen,’ zei het meisje. Oh ja ? kraste de koningin, nou heus, ik ken je niet. Kijk dan eens beter. Kent u mij echt niet ? vroeg het meisje. Toen deed de koningin een brilletje op, en kwam dichterbij. Eens even kijken, zei de koningin. Er zijn zoveel meisjes die .... het pad volgen, zei je ? Het meisje knikte. Wacht eens even, zei de koningin. Ben jij langs de drie paden gegaan ? Alleen de tweede en de derde. Ik ben nog niet bij de heks op het eerste pad geweest, zei het meisje. Wat sta je hier dan te staan ? bulderde de koningin. Terug jij ! En toen zette het meisje het op een rennen, want de koningin begon verschrikkelijk te bulderen. Het leek alsof haar ouders weer ruzie maakten, erger dan ooit tevoren, en het meisje begon heel hard te huilen. Rennen ! brulde de koningin, ren voor je leven, want ik ontplof, en dan zul je de dobbelstenen zien rollen. Het meisje was al snel omsingeld door een heel leger met dobbelstenen. Er kwam vuur uit hun monden, en de roden waren het ergste. Nog harder begon het meisje te huilen. Toe dan, konijn, help me dan ! riep het meisje hard. Maar het konijn was nergens te bekennen. In de verte zag ze de woonboot, maar die dreef telkens verderweg. Oh, was ik nu maar naar het eerste pad gegaan, zei het meisje. De dobbelstenen zagen er zo dreigend uit. Wat zei je, krijste de koningin, nee, dat kan niet, zei je dat je het derde pad op ben gegaan ? Ja, majesteit, zei het meisje. Iedereen slaapt daar, en niemand staat ooit weer op, zei de koningin. Ja, maar het spinnetje ... zei het meisje Het spinnetje ? krijste de koningin .... Heeft het spinnetje je erdoor gelaten ? En toen werd de koningin nog kwaaier. Maar toen ik hem vertelde wat u gezegd had dat ik het pad moest volgen, toen liet hij me erdoor, zei het meisje. Oh, zuchtte de koningin woest, ik kan dat spinnetje niet uitstaan ... Wat heeft hij nog meer gezegd ? ‘Dat hij altijd wint,’ zei het meisje. En toen werd de koningin wel zo razend dat ze niets meer met de dobbelstenen te maken wilde hebben. ‘Uit mijn ogen !’ krijste ze tegen de

63 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication