Krikwistik, een luguber skelet, die zijn opperhoofden heeft aangesteld over elke stam : elke stam één. Aan Krikwistik hebben zij allemaal verantwoording af te leggen. Als zij niet wreed genoeg zijn, dan komen ze voor de baas. Als zij niet overal dood en ellende brengen, dan zijn zij de pineut. Want wee degene die zich niet aan de wetten van Krikwistik houd, die zal ten prooie vallen aan iets ergers dan de dood, namelijk Krikwistik zelf. Luid gillend en roepend zit hij op z’n paard om de stammen langs te gaan. En daar waar hij ongehoorzaamheid vind zullen klappen vallen. Harde klappen, want hij is immers Krikwistik, de verschrikkelijke. Al die armelijke zielen gebonden door zijn ketenen hebben geen hoop wanneer zij voor Krikwistik moeten verschijnen. Hij geeft hen dood op dood. Over skeletten heerst hij, en hun geestverschijningen, om goedbedoelende en onwetende zielen te verstrikken in zijn netten. Over hun hoofden voert hij macht, en zijn toorn daalt op hen in de vorm van visioenen. Nee, niemand kan ontsnappen aan de toorn van Krikwistik. Zij die willen ontsnappen, of zijn valse genade en valse hoop aannemen, zakken alleen dieper weg in zijn valstrikken. Zij vallen ten prooi aan de meest doortrapte en wreedste indiaanse dodenstammen, waar skeletten hun lusten botvieren op hopeloze schepselen. Op de vlakte van Terezebil rijdt een dodenrijder, hoog op ’t paard, met vlag en speer. De vlag is een visioen die hij zijn slachtoffers voorhoudt. Als hij spreekt, bedriegt hij, bedottend. Zijn speer treft altijd. Hij is de rechterhand van Krikwistik, de ondeugd. Dan gilt hij om zijn geestesverschijning te verruilen voor zijn verschijning als skelet. Geen dier of ziel is veilig voor hem. In de verte zijn de optochten van zielen die steun zoeken bij elkaar. In lange gewaden gaan zij, met kappen over hun hoofden. Maar de dodenrijder komt naar hen toe, en rijgt hen allen meedogenloos aan zijn speer, om met een slavenleger te vertrekken. Niemand zal werkeloos zijn in de dodensferen van Krikwistik. Niemand zal zich bezig houden met klagende optochten van het ach en wee. Nee, werken zullen ze allemaal, wanneer de speer van de dodenrijder hen doorsteekt. De achtkoppige hond van Krikwistik gaat langs de huizen waar de zielen der vennen wonen. Speelt daar een kind onbewaakt, dan grijpt één der koppen het kind, en brengt het naar het rijk van Krikwistik. Er is geen hoop voor hen die door Krikwistik geketend worden. Zijn ketens zijn onverbrekelijk.
87 Online Touch Home