geheel opgeslokt, en vertrok weer. Sindsdien merkte de skelettenrijder dat zijn reukvermogen sterk verbeterd was, en was daarom het apparaat zelfs dankbaar. Een steen op zijn buik was zijn slacht-zintuig, en een steen op zijn borst was zijn jacht-zintuig. Het JSF-moduum was een orgaan in zijn voeten die de grote drie bestuurde. Het belangrijkste orgaan wat daaruit voortkwam was de penuum, het geslachtsorgaan, dat creativiteit voortbracht. Hierop was zijn gehele schepping gebouwd. Er werd niet in termen van sex gedacht, alleen maar door dit systeem. Sex was verraderlijk, omdat het de hoofdzintuigen afsloot, en de bijzintuigen opblies, voor de algehele aftakeling van het zintuigelijke. Het beste wapen dat de skeletttenrijder had was een boog waarmee hij botten kon spietsen. Hiermee ving hij de skeletten. Vaak ging hij er gillend mee op jacht. Door te gillen opende hij al zijn zintuigen, en activereerde hij zijn boog. In de gevangen skeletten plaatste hij implantaten die hun botten automatisch spietsten wanneer ze aangroeiden. En daarom werd hij genoemd : de skelettenrijder. Het was altijd indrukwekkend als hij op zijn wagen reed, geheel gemaakt van skeletten. Maar op een dag kwam het apparaat terug om zijn botten te doorspietsen. Het apparaat had een veel betere apparatuur dan hijzelf had, en al snel kleefde het apparaat aan hem vast, en drong weer naar binnen. Ditmaal om een implantaat te plaatsen dat zijn botten automatisch zou spietsen. Maar dit implantaat spietste niet eenmalig en niet alleen maar dat wat aangroeide. Nee, dit implantaat bleef spietsen totdat het bot een grijze massa was geworden. De botten werden geheel misvormd tot een nieuwe creatie. De skelettenrijder begon te groeien. Ook begon de skelettenrijder verfijnder te bewegen. Na een lange tijd vertrok het apparaat weer. De skelettenrijder paste zijn boog aan, en ging weer op jacht. Ditmaal zocht hij ook de grotere skeletten op, omdat hij zelf ook groter was geworden. ‘Necreon !’ sprak een reuzenskelet tot hem. De reus was erg vriendelijk. De reus had een wagen geheel gemaakt van Afgazide-varkensskeletten. De skelettenrijder wist dat het eeuwen zou duren voordat zo’n wagen klaar zou zijn, omdat het doodsvarkens waren wiens huid en vlees bleef groeien. De reus bood de skelettenrijder zijn wagen aan, en zei weer ‘Necreon !’ De skelettenrijder ging in de wagen zitten. Deze wagen was minstens dertig keer zo groot als zijn oude, en de reus maakte hem duidelijk dat deze wagen ook wel minstens dertig keer zo snel ging. Ook brachten de botten telkens een vloeistof voort waar de skelettenrijder van zou kunnen drinken. Die vloeistof was ook het geheim van de kracht en de snelheid van de wagen, en zorgde ervoor dat de wagen niet afbrak. De wagen was erg veerkrachtig en soepel.
95 Online Touch Home