35

niemand uit de weg, niet door enige heilige vreze verhinderd, niet door enige kennis. Doxa denkt van een kale kip kun je niks plukken. De stoïcijnen bestempelden dit als egoïsme naar het externe, een zeer slechte pathos, emotie, en de mens zou moeten terugkeren tot de apatheia, het medicijn hiertegen, de boven-emotie. De mens moest gezuiverd worden van egoïstische emotie. Op het pad van apatheia betekent het dus niet dat je alle emotie en empathie moet kwijtraken. De stoïcijnen wijzen op de gevaren van onverschilligheid, valse apatheia, wat ook weer egoïsme is. Het eenlingsprincipe heeft niets met egoïsme te maken, maar met verdieping van het zelf zijn, en komen tot de hogere gebondenheid. Er is geen gnosis zonder de hogere gebondenheid, en die kan alleen ontstaan in het eenlings-principe. Dat wat er buiten hangt wordt aangedreven door de doxa-massa's. In de brieven aan Lucilius stelt de stoïcijn Seneca dat begeerte uit de hand loopt als het de grenzen van de natuur overschrijdt. De natuur is vol van beperkingen, maar het hedonisme heeft die niet. Dit is een grote vijand van de mens. De hedonistische massa's hebben hun adel geschapen, maar de filosofie heeft haar eigen adel. Hij wijst op Plato die stelde dat er geen koning bestaat die niet uit slaven is voortgekomen, en geen slaaf die niet uit koningen is voortgekomen. De ware adel is dan volgens Seneca wie de natuur goed heeft afgestemd op de deugd. Boven alles uitstijgen is dat wat adel maakt, oftewel de apatheia. Ook de logos en de gnosis zweven daar. Seneca stelt dat je nooit haast moet maken in dit labyrint, want juist dat wordt je noodlottig. Overmoed behoort niet tot de stoïcijnen. De stoïcijnen testen alles. De stoïcijnen gebruiken strategie. Hij stelt dat het er niet om gaat groots te werken. Een kunstenaar heeft de eigenschap om een geheel samen te vatten met weinig middelen en weinig materiaal. Dat is ook weer de schoonheid ervan. Teveel zou alles verprutsen. Seneca beschrijft zijn eigen wapenrusting die deels de projectielen van de vijand in zich opneemt en verwerkt om zich ermee te sieren, terwijl andere projectielen teruggeketst worden naar de afzender. Gebrek is belangrijk, stelt Seneca, ook gebrek aan woorden. Niet alles hoeft wezenlijk te bestaan. De natuur heeft ook ruimte voor het niet wezenlijke, en omvat dit ook, omdat het metaforisch doel heeft, de beeldspraak. Zo is het stoïcisme wantrouwend tot de grote massa's, en behoedt zij zich voor valse christelijke nederigheid tot de massa's die geleerd wordt. Er zijn plichten tot de natuur, niet tot de massa's. Wel kunnen daarin natuurlijk kruispunten in optreden, maar die zijn niet geforceerd. Deugd is voor de stoïcijn gebaseerd op kennis, omdat er teveel corruptie op de loer ligt, zoals we zien in het christendom. Geloof is een slechte leermeester. Het principe van de eenling is van levensbelang. De mens denkt de massa's nodig te hebben, de ander, maar dat is een misleiding. De eenling heeft een eigen sociologie. Kruispunten worden niet geforceerd, niet gemanipuleerd. Ze worden niet overhaast. Altijd maar weer denkt de mens de ander nodig te hebben, alsof de ander de mens gelukkig kan maken. Ook is de mens bang voor de ander, denkende dat de ander hem kapot kan maken. Maar beide gevallen zijn niet mogelijk. Alleen het pad van de eenling leidt tot het geluk, en het geluk is de diepte. In de diepte is er de gebondenheid, want de mens gaat dan zien dat het maar één weg is. De eenling trekt het ene aan. Het ene is daarmee ook het enige. Hoe dieper de mens gaat hoe meer de mens erachter komt dat er steeds minder mogelijkheden zijn. Het pad wordt namelijk steeds smaller, de poort steeds enger. De mens wordt ingesloten. Dit leidt tot de ervaring van de heilige gebondenheid. Het doel van de mens is een eenling te zijn. Je ervaart het externe dan alleen nog door het interne. Het heeft zijn eigen sociologie. De ander is dan slechts een klankbord, geen bron. Eerst moet de mens komen tot apatheia, wat letterlijk zonder emotie betekent, wat dus het niets inhoudt, maar wat niet wil zeggen dat dit het einddoel is. Het wil niet zeggen dat de mens niet

36 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication