emotie, geloof en opinie die tussen de mens en de rede inliggen zijn er vele gevaarlijke piratenschepen van het sofisme die de mens moet zien te ontwijken. Uiteindelijk waren zij het die het chistelijke piratenrijk bouwden. Voor de eenling op het stoïcijnse pad is het belangrijk om zijn eros weer in dienst te stellen van de oorspronkelijke logos, de hogere rede die op het pad van de apatheia bereikt kon worden. Diotima noemde Eros een zoeker naar de wijsheid, en de wijsheid bevat eeuwigheid en volkomenheid. Diotima wijdde mensen in op dit pad, zoals ook haar leerling Socrates, en indirect Plato dus. Eros is het zoeken naar het blijvende bezit van deze dingen, oftewel het zoeken naar de heilige gebondenheid, de hogere gebondenheid van de zelfoverstijging. Daar waar een aards mens op zoek is naar bedriegelijke, oppervlakkige, sjoemelende schoonheid, daar is een stoïcijn op zoek naar de hogere schoonheid van de vereeuwiging van het goede in zichzelf, de subtiele werkelijkheid. Schoonheidsbeleving kan al heel snel pathos zijn, emotie, en doxa, massa-opinie (omdat je zo bent opgevoed, omdat je vader en moeder het ook mooi vinden, enzovoorts), en het kan zo al heel snel tegen de logos, de hogere rede, ingaan, maar Diotima stelt dat de mens moet loskomen van de lagere schoonheidsleer die voortgedreven wordt door traditie en kortzichtigheid, om zo te komen tot de eeuwige oceaan van de schoonheid van de hogere gedachtes die daar ook weer voortplanten, anders blijft men slaaf van het bedrog. Diotima stelt dat de mens ingewijd moet worden in de hogere geheimen van de liefde waarin het mysterie van de schoonheid helder wordt, transcendent. Het is de stoïcijnse esthetiek van de logos, de eeuwigheid van de logos die door de apatheia, de emotie-overstijging, tot de zuiverheid van de logos is gekomen. De esthetiek is in die zin het bezit van de eenling, niet van de massa's. De schoonheid van de gnosis is voor de massa's meer dan ze kunnen dragen. Het is voor de lagere aardse mens moeilijk om het concept van de eeuwigheid te omarmen of zelfs te confronteren. De aesthesis, de ervaring, de gevoeligheid, het waarnemingsvermogen, het gevoel voor kunst, het schoonheidsgevoel, moet in die zin ook onderworpen worden aan de logos, de hogere, transcendente rede, en moet hieraan getest worden. Het mag niet uitstijgen boven de logos, want dan wordt het corrupt. Het mag dus ook niet losgekoppeld worden van de logos. De aesthesis is het zintuigelijke, maar die mag je niet zomaar als een dolle hond laten loslopen. 1. logos - rede 2. apatheia - emotie-overstijging 3. eros - zoektocht naar de wijsheid 4. aesthesis - vereeuwiging, subtiliteit 5. pathos - emotie 6. doxa - geloof van de massa Diotima stelt dan dat de massa de lelijkheid is, het afgewekene, ook al zien ze dat zelf niet, want ze wanen zichzelf met kop en schouders boven alles uit, en wanen zichzelf eeuwig. Ook stelt ze dat de ware schoonheid op zichzelf bestaat en in zichzelf en eeuwig is, en dat alles buiten haar slechts komt en gaat. Tot die schoonheid van de wijsheid is alle inspanning om hierin ingewijd te worden, wat geen makkelijk pad is, maar daarbuiten zal de mens slechts ten prooi vallen aan groot bedrog. Deze schoonheid is dus niet racistisch, maar ontmaskert het kwaad. Je zou dus ook kunnen stellen dat deze transcendente natuurschoonheid geen 'spiegeltje spiegeltje aan de wand ik ben het mooiste in het land' spelletje is. Geen 'Liesje op haar hoge troontje mag niet vies worden' spelletjes. Eros werd door Diotima beschreven als een jongeling in de natuur op blote voeten, zonder kleed, dakloos, en arm. Op andere plaatsen in het boek van Plato werd hij beschreven als een teder en zachtaardig iemand met de eeuwige jeugd, altijd met een kinderlijke gezindheid. Hij woont in het zachtste deel van de zachtmoedigen. Hij is van de buigzame, subtiele wereld, waardoor de kloof tussen de mens en het goddelijke is overbrugt, tussen mens en logos. Hij is tussen twee werelden, maar kan alleen door de logos tot volle bloei komen.
40 Online Touch Home