de oernatuur, en moest hiervan een deel worden. Zomaar geloof en goede daden zouden nog teveel achter de zijlijn staan. De karaktervorming moest de plaats innemen van al te oppervlakkig en doelloos geluksgevoel. Volgens Aristoteles geeft de filosofie een hele andere betekenis aan geluk dan de massa's dit doen. De massa's noemen al snel de woorden plezier, weelde, roem. De zieken willen gezondheid en de armen willen weelde. Voor hen is het leven en geluk gewoon plezier maken. Er is niets hogers voor hen. Ze gaan hier helemaal in op. Voor Aristoteles zijn er drie soorten mensen : de levensgenieters, de staatsmannen en de filosofen. Het geldbeluste leven gaat volgens Aristoteles recht tegen de natuur in. Maar volgens Aristoteles is er een pad in het midden, omdat de mens niet gemaakt is om een extremist te zijn, en dit ook niet aankan. De mens heeft van alles een beetje nodig, en moet ook geen onmogelijke doelen voor zichzelf stellen. De mens mag hier creatief mee omgaan. De mens mag lerend hiermee omgaan. Karaktervorming aan de logos moet geoefend worden in onderwijs en opvoeding. Het komt de mens niet zomaar aanwaaien. De geoefendheid is de godin Arete (Areta), ook een beeld van kennis en studie. Zij is ook een oorlogsgodin. De stoicijn moest op het pad niet zomaar steken bij goede daden, maar moest geoefend worden, om zo te komen tot Arete. Eens probeerde Kakia, de zwaar opgemaakte verleidster tot het kwaad, Heracles te verleiden door hem weelde en plezier aan te bieden, terwijl Arete hem een leven van worsteling met het kwaad aanbood (de demonologie). Heracles koos toen het pad van Arete. Ook Paulus stelt in de Griekse bijbel dat de mens op Areta gericht moet zijn, de geoefendheid (Fil. 4:8). Petrus stelt dat we alleen door Areta, geoefendheid, tot de kennis kunnen komen (2 Petr. 1:5). In de grondtekst van het NT waren zowel Paulus als Petrus volgelingen van de godin Areta. Deze geoefendheid, arete, moet altijd in overeenstemming zijn met de logos, de rede, volgens Aristoteles, ook een volgeling van de godin Areta. Het gaat er dus niet om door genade te komen tot God, oftewel geestelijke luiheid (protestantisme), en ook niet om door goede werken tot God te komen (katholicisme), maar door de geoefendheid, Areta, wat Aristoteles al predikte, en de stoïcijnen, en wat toen door Petrus en Paulus werd overgenomen. De natuur is moeilijk te vatten. Daar moet de mens moeite voor doen, want de natuur is niet goedkoop. In de stoïcijnse leer was Areta de opvoedster en onderwijzer tot de logos. Iedere stoïcijn moest ernstig streven een ontmoeting met haar te hebben, zoals christenen wordt geleerd ernstig te streven naar het ontvangen van de heilige geest. Zo was het dus oorspronkelijk een filosofisch stelsel, en religie werd alleen gebruikt als metaforiek, als personificatie van principes. Kakia, de verleidster, de godin van het kwaad, kwam om de mens te misleiden de geoefendheid om te ruilen voor gemakszuchtig plezier en weelde wat een geheel eigen religie vormde : het christendom. Aristoteles stelde dat er geen simpel ja of nee was, maar dat er een enorme creatieve ruimte tussenin zat, het pad in het midden. Deze lijnen lopen nog steeds door het christendom heen. Het staat er allemaal wel, maar de mens heeft het lopen verschuiven met eigen gemaakte waardensystemen en hierarchieen. Christenen wassen elke oproep tot geoefendheid heel snel weg met indutters zoals 'geloof' en 'genade'. Deze woorden hebben geheel nieuwe betekenis gekregen in het christelijke woordenboek. Maar het kwaad vormt en definieert het goede, zoals het goede het kwade definieert en vormt, in de levensvisie van Aristoteles. Het pad van Aristoteles gaat hier dus dwars doorheen. Alleen zo kan de mens tot Arete, geoefendheid, komen. De Logos is voor de stoïcijnen een synoniem voor zowel de natuur als God. Zowel de Logos als Areta stond centraal, en zij konden ook niet los van elkaar bestaan. De Logos is de subtiele wet van het al, het ogenschijnlijke toeval, wat de mens dient te volgen en te gehoorzamen om niet doelloos als een dwaallicht weg te vagen in de schaduwen ervan. Areta en de Logos waren de gidsen van de mens in het moeilijke bestaan voor de stoïcijn. Deze termen komen ook weer voor in de grondteksten van het christendom. Het lot van de mens is zijn eigen karakter, en daarom is oefening daarvan voor levensbehoud. Niets is vanzelfsprekend, maar er is een noodzakelijkheid waar zelfs de goden tevergeefs tegen strijden, stelde de pre-socratische filosofie. Aristoteles kwam om weer
43 Online Touch Home