45

De stoïcijn streed tegen de doxa, de drogreden, op het pad van de eenling, maar de christen maakte de doxa tot een afgod en noemde het de glorie van God, want de christen had altijd weer de massa nodig, omdat de christen zelf niets had en niets was. Er zijn dus kruispunten tussen het stoïcisme en het christendom, en die moeten er ook wel zijn. Het christendom is veelal verdraaid stoïcisme, vandaar dat de bijbel een belangrijk boek is voor de stoïcist, in de zin dat het een strijdveld is en dat het pad er doorheen gaat. Een christen die terugkeert tot de stoïcijnse fundamenten hoeft niet alles overboord te gooien. Het is nog steeds zeer bruikbaar materiaal. Het hart van de stoïcijn ligt er in opgesloten. Voor de stoïcijn heeft het potentieel. Het moet alleen nog richting krijgen. Verdiept christendom komt uit bij het stoïcisme, zodat het christendom niet meer het probleem is. Op dat spoor gaat de stoïcijn dan verder. Hij leest de bijbel anders, dieper, en ziet de stoïcijnse lijnen van de natuur, van de phusis erin terug. Hij toetst niets meer aan de bijbel zelf, zoals de christenen doen, maar aan de logos. Ook de bijbel zelf wordt zo aan de logos getest en verdiept, ook onder het motto : 'Als je de vijand niet kan verslaan, verdiep dan je vijand.' De bijbel is niet het Woord van God, maar is een markt van gestolen goederen, en het vereist strategie om deze puzzel weer op te lossen. De stoïcijn is niet religieus, maar gebruikt het religieuze. Zo is het altijd geweest. Religie is de duivel zelf, tenzij je het metaforisch en strategisch gebruikt. Religie-overstijging is het doel. Filosofie is daarom altijd semi-religieus. De Egyptologie en het Judaïsme waren oorspronkelijk prachtige stoïcijnse meta-religies, als metaforische uitingen van de hogere filosofie, hoe dieper je gaat. Het waren gnostische religies als onderdeel van de taal, hoe dieper je teruggaat, maar het probleem was dat het stoïcisme onder hoge druk van het sofisme steeds meer en meer verdraaid en verletterlijkt werd, beroofd, verkracht en zo door het piratentijdperk weggedrukt werd door het opkomende bezeten westerse christendom. Het oorspronkelijke midden-oostelijke christendom was gnostisch-stoïcijns, maar het latere westerse christendom was hedonistisch. Duurdere auto ? Graag. Duurdere kleding ? Graag. Dat was in hun ogen allemaal de doxa, de glorie van God. God had hen gezegend. De natuur moest en zou om zeep geholpen worden. De natuur moest en zou onderworpen worden. De natuur moest betutteld worden. Er werden grote reclame arsenalen voor open getrokken. De stad zou er wel werk van maken, hoor. Zij zouden het 'duveltje uit het doosje' wel weer terug in de doos krijgen. Het is een lafhartig toneelspel wat de stad opvoerde. Maar dan is er het pad van Aristoteles door de natuur wat ons herinnert aan Areta, de geoefendheid. Een leger dat niet onder een bepaalde druk staat, en wat niet in een bepaalde mate aan gevaar wordt blootgesteld ontwikkelt zich niet. Een leger zou zo indutten. Daarom hebben we hier te maken met een grote factor van noodzakelijkheid, pure noodzakelijkheid. We strijden er tegen, maar tevergeefs. De externe wereld kun je niet veranderen. Het is ervoor om je intern te veranderen. Onder deze druk maak je contact met je innerlijke phusis, je innerlijke natuur. Hoofdstuk 19. De Stoïcijnse drie-eenheid Er is ogenschijnlijke toevalligheid, maar in stelling 29 van zijn boek Ethica stelde de filosoof Spinoza in de jaren 1600 : 'In het heelal bestaat niets toevalligs, maar alles is door de noodzakelijkheid der goddelijke natuur bepaald, om op zekere wijs te bestaan en te werken.'

46 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication