118

Christus in haar op. 'Ziet dan, Ik heb mijn gouden vogel tot u uitgezonden,' sprak Loofte. 'En deze is genaamd Zerrum, als uitstijgende boven de strijd tussen leugen en waarheid, en ziet, zij is het raadsel, een raadsel opgeborgen in de hoogste hemelen.' En de vogel was als een arend en een uil. 8. 'Ik ben de wet des levens,' sprak Loofte. 'Uw moeder wacht op U. Ik ben de keizerin des hemels, Uw schild en Uw vertrouwen, een dienstmaagd van Uw moeder. Kom, laat mij U leiden tot de rivier van zilver.' En de rivier van zilver was als een zee, onstuimig als een kudde strijdende herten. En Christus werd door Loofte in de rivier gedrukt. 'Zwem, Mijn Zoon, en ga op zoek naar Uw moeder,' sprak ze. 'Zij woont in de boom des hemels, achter de rivier.' En Christus werd duizelig, en staarde als in een holle boom. En de boom zweefde boven de rivier, en veranderde in een lange paal met een ei in het midden. En Christus probeerde de paal te grijpen, maar greep steeds mis. En zo zwom Christus vele dagen in de rivier die als een zee was, en begon uiteindelijk honger te krijgen. 9. En Christus riep om Loofte, en zij kwam Hem tegemoet. En zie, zij wandelde op de rivier, en trok Christus uit het water. 'Op het zilver kunt gij niet wandelen, Zoon. Gij hebt een vrouw nodig,' sprak ze. En Christus was in haar armen, en hij vroeg om Zijn moeder. En een grote storm kwam op de rivier, en het hart van Christus begon te smelten. En hij riep het uit, terwijl Loofte hem vasthield. En grote vissen kwamen op van de rivier. Dit gaat over in hoofdstuk 2, het verhaal van de bijenprinses. 3. 1. En Christus werd wakker in de armen van Loofte, en hij zag Zijn moeder. En de boom droeg de oranje zee van vuur, als een oranje zon. En zij was als een poort tot het natte bos. En de schepen op zee waren rijk, en zij droegen de sprookjes des hemels. En in de boom waren de honing-dwergen. En Christus voerde lange gesprekken met hen. En zij waren dienstknechten van de moeder. En zij bedekten zijn lichaam met hemelse honing, zodat hij de oranje zee van vuur kon overzwemmen. Maar kwallen begonnen de laag honing aan te vreten, en beten hem. En demonen vochten om zijn lichaam. En de demonen die de hemelen bewoonden voerden hem naar een paal, waar zij hem aan spietsten. En kwallen namen bezit van zijn verstand, en hij werd als een wilde. Maar hij stierf niet, alhoewel hij begeerde te sterven. En hij schreeuwde : 'Moeder, moeder, waarom hebt gij mij verlaten !' 2. En zeemeerminnen vonden zijn gespietste lichaam, en zalfden hem. En alhoewel ze hem niet van de paal konden loslaten, bewaakten ze de paal dag en nacht. Dan gaat het over in hoofdstuk 4, het verhaal van de windemelk. Het is daarom belangrijk om door Loofte te gaan tot Laafte. Laafte wordt in de Tweede bijbel besproken als iets wat komt na sneeuw en bittere kou, als één en al zachtheid waardoor je boven de strijd tussen kou en warmte komt. Het is een energie van zachtheid en veren die door je benen heenstroomt, en ook je armen. De Surinaamse bijbel zegt over Laafte als temperatuurloze vloeistof : Dit is de eerste stap om leeg te worden van elke vorm van ijs en vuur. Ook dat moeten we afleggen. Zo kunnen we dieper de leegte in, niet tegengehouden door ijs en vuur. We komen hier dus tot de temperatuurloze leegte die zich uit in een soort vloeistof.

119 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication