141

Hoofdstuk 6. De Trein tot het Oer Het boek "De Poppenmaker van Hiroshima", oftewel de derde poortwachter van de tweede bijbel was niet zomaar door iemand als een 'leuk verhaal' geschreven. Neen. Het is iets buitenaards. Het boek 'kwam'. Het was ook niet zomaar 'leuk'. De hoofdpersoon verloor twee van zijn vrouwen aan een mysterieuze dood, en was bang op dezelfde manier de derde te verliezen, ook al waren deze vrouwen niet of nauwelijks 'goed' voor hem. Hij kon hun waarde inzien. Een mensenleven heeft veel waarde. We kunnen zien in de wereld om ons heen hoe makkelijk er met mensenlevens wordt gespeeld alsof het er niet toe doet, allemaal voor geld en macht. Omdat het leven vol lijden is is het ook belangrijk mensen 'dronken' te maken in een zekere mate. Niet letterlijk natuurlijk, maar gewoon door hen een andere wereld te tonen. Er is veel meer dan alleen maar dit leven. Zo had ik vannacht een droom dat ik in de trein zat op weg naar het Oer, de voortijdse eeuwigheid. De trein ging door een groot natuurgebied, heel lang, en toen kwam ik aan op een station. Het was er heel druk op het station en ik kwam daar een jonge man en een jonge vrouw tegen. Ze waren Arabisch en ze waren emotioneel. Er rolden tranen uit de ogen van de vrouw en ik had het gevoel dat het oorlogsvluchtelingen waren, dus ik vroeg of ze hier waren vanwege Isis of Daesh in het Arabisch. Dat was het geval. Ik pakte mijn portemonee en ik wilde ze elk een briefje van twintig euro geven, want ik had een stapeltje briefjes van twintig. Maar zodra ik mijn hand in de portemonee deed waren de briefjes van twintig weg, en waren er een soort spel-couponnen of tickets met het getal twintig. Toen gaf ik ze die maar. Op de couponnen waren strepen en vakken, oranje, wit, geel, lichtblauw, met zilveren randen en strepen. De couponnen waren groter dan de briefjes van twintig euro. Ik liep het station af en mij werd een huis toegewezen met wat familie, en ik kreeg een machine waarmee ik meubilair kon vermenigvuldigen, zoals bedden. Ik kreeg de hoede over wat kinderen, en ik nam mijn dochtertje mee naar buiten, naar een straat die tegen de natuur aanlag. Er was daar een groot bord met knoppen als voor een lift, en de lift stond wat verderop tegenover het knoppenbord. De lift was een machine van het oer waarin verschillende verdiepingen waren. Het was een soort spel. We gingen naar een lagere verdieping in de natuur, maar het vreemde was dat wanneer we daar gingen, en we kwamen weer terug, dan waren we alles vergeten

142 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication