248

hogere educatie komen, niet door allerlei instituten, maar door de persoonlijke, heimelijke, besloten filosofen. Dit zou een geestelijke oorlog zijn. Hij stelde dat de beschaving in valse vrede leefde. Het leven was voortgekomen vanuit oorlog, en de samenleving zou een middel tot oorlog zijn. Hij stelde dat wat geen heilig nihilisme had, en dus vol was met oververtrouwen, was het ware zwakke en uitgeputte, en dat moest weg. Het had geen nuance. In zijn ogen was het fysiologische onbegrip wat dit niet kon onderscheiden de wortel van al het kwaad. Het menselijk ras was corrupt vanwege dit. Ze herkenden uitputting en zwakte niet als zodanig. Ze draaiden alles om, beoordeelden het materialistisch in hun krankzinnigheid, niet analytisch-filosofisch. De ware zwakken waren in zijn ogen degenen die alle waardensystemen en wetten hadden opgezet in hun overmoed en machtslust om zo hun instituties op te richten. Het waren poppenkramen. Hoofdstuk 15. Het symptoom van de zelfvernietiging Nietzsche noemde als symptoom van de zelfvernietiging van hen die zichzelf niet wilden redden door de hogere filosofie : de romantiek die smult van literatuur maar geen aandacht besteed aan de diepere filosofie ervan. Alle veelgebruikte show-woorden van de romantiek zijn volgens hem slechts vlaggen, en geen realiteit. Het zijn aandachtstrekkers, zonder diepe inhoud. Er liggen volgens Nietzsche heel wat romantische gevaren in het pessimisme, namelijk dat van het zelfmedelijden, wat op den duur zelfs religieus kan worden. Tot de romantiek behoorde volgens Nietzsche ook het protestantisme, wat door hem 'de homeopathie van het christendom' werd genoemd. De romantiek van de jaren 1800 waarin hij leefde (1844-1900) vond hij losbollig, niet timide genoeg, en het ontbrak aan eerbied. Als filosoof stond Nietzsche tegenover de vijanden van de romantische en het sentimentele idealisme. Hij prees Hegel voor zijn succes in het gevecht tegen deze twee machten van hun tijd, terwijl ze geloofden dat superieure rede altijd aan de overwinnende kant stond, wat een fatalistisch geloof was. Nietzsche probeert alles een beetje te sussen, dat het beter was kunst in kunst te zoeken dan zomaar allerlei instituties op te zetten om kunst te gebruiken voor reformatie binnen de politiek en de samenleving. Hij waarschuwde tegen de centraliserende ijdelheid die alle aandacht en interesse persoonlijk naar zichzelf haalde in plaats van dat het om de kunst zelf ging. Hij waarschuwde ook tegen het ondergeschikt zijn aan de propaganda van sociale ideeën. Hij stelde dat het geloof in het zelf de zwaarste keten was, en als de bijbel ook nog eens had gezegd dat de mens onschuldig zou zijn, dan waren de mensen goden.

249 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication