310

ligt juist op verandering, oftewel op het perspectivisme, en in de Vur gaat dit alleen maar verder. De mens moet opgaan in de natuur en het mens zijn ook weer kunnen loslaten, om te veranderen in de zee en in de struiken, enzovoorts, want de mens is in diepte een verhaal, een filosofisch stelsel met meerdere metaforen. Zowel Ra als Jezus gaan over het schakelen tussen de metaforen, opdat het metaforische verhaal vertelt wordt en het dieper liggende filosofische stelsel geopenbaard wordt. Yah-Shua gaat over de verbinding tussen Yah, Yahweh en zijn vrouw Shu, Ashura, waardoor er wedergeboortes plaatsvinden, transgeboortes. Het staat dus niet op zichzelf. Het gaat over de afdalende, verdiepende mens die zo tot de hemel komt. Het is een natuurlijk principe. Blijf veranderen, blijf verdiepen, opdat je de vijand verslaat, verwerkt, waardoor je nog meer kunt veranderen en verdiepen, enzovoorts. In het verleden waren er verschillende Johannessen, ioannes in Grieks, en ywhanan in het Aramees : 1. Johannes de Doper 2. Johannes van de Openbaring 3. Johannes de Reformator (Calvijn) Johannes de Reformator die heel veel theologische werken op zijn naam heeft staan, is dan een code van het oude Oanitische Afrika, van Oan. Er is dus het Egyptische Afrika, het Israelitische Afrika en ook Irad en Oan als delen van het voortijdse Afrika. De Moet, Amoet, Moat, is in het Egyptisch de anus, wat voor de Egyptenaren een heilig lichaamsdeel was, omdat het de totaalsom betekent, het belangrijkste deel en de conclusie. De anus, ook wel de pehuit genoemd, was een beeld van de voleindiging. De anus is de uitgang van het lichaam, dus de anus werd ook gezien als kracht en beruchtheid, peht, pehti, peh, wat ook in het Hebreeuws komt als peh, het uiteinde, de afgrond. In de oorlog is het een Egyptisch beeld van overwinning en glorie. Dit heeft ook hele diepe voortijdse Afrikaanse wortels, ook in Oan. In de amazonische Oanitische mythologie komt, net als in de Israelitische grondtalen van de bijbel, veel sexuele beeldspraak voor. Kadesh, heiligheid, was de godin van metaforische en demonologische sexualiteit in de Semitische en Egyptische religies, wat ook weer tot uiting komt in de drie-eenheid met twee oorlogsgodinnen. De mythologische sexualiteit bestond uit demonologische oorlogstekenen. Dit heeft hele diepe Oanitische wortels. In de Oanitische mythologie waren er afbeeldingen van wulpse strijdgodinnen die een witte band of streep hadden in hun bilspleet, die over hun anus liep. Als zij de oorlog hadden gewonnen, dan werd die band verwijderd, en hun anus werd afgebeeld naast de mannelijke fallus, als een beeld dat Amoet de vijand had uitgeworpen. Amoet is een voortijdse Afrikaanse oergodin die ook door Egypte werd overgenomen. Zij is de anus, de uitwerper van de vijand. Zij is ook de wet (Moet, Moat). Zij is zowel vrouw als beest. In het Aramees betekent towrah, wat in het Hebreeuws wet betekent, ook anus. Het rekent met dingen af in het oordeel. Het brengt dingen tot voleinding.

311 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication