kunnen alleen zuiver groeien vanuit het niets, vanuit het gaan over de dimensionale streep. Je vermindert en vermindert totdat de illusie breekt, en het hemelse doorbreekt. Dit is ook waar Iythamar, de jongste zoon van Aaron, voor staat. Zo komt een kind terug tot de moeder borst. Dit is waar de tweede zoon van Aaron voor staat, Abihu, want dit betekent moederskind. Om hier te komen moeten er dus offers gebracht worden. De mens moet zijn status en eer inleveren, zijn aanzien, om zo gezaaid te worden op de hemelse akker, op de bloedakker. Dat is waar in diepte het boek Leviticus over gaat, en ook het Talmudische boek Zevahim, over het metaforische offeren, wat dus in eerste instantie altijd een zelf-offer is, wat ook de betekenis is van de naam van de oudste zoon van Aaron, Nadab. De derde zoon, Eleazar, is de opname, de heilige gebondenheid, de ervaring die je hebt als je door de verminderings-grens heenbreekt, waardoor je daadwerkelijk 'sterft' aan jezelf. Het is de mooiste en belangrijkste ervaring die er bestaat. Je wordt hierdoor niet op een aardse manier gelukkig, van huisje, boompje, beestje, want je ogen gaan open en je kan door alles heenprikken. Je ziet de demonische krachten aan het werk. Maar je wordt dus wel 'geleerd', en dat is uiteindelijk het ware, eeuwige geluk, het geluk door het kruis, het geluk van de hemelse kennis. Het is bitter-zoet. Je sterft een bittere dood aan jezelf, opdat je wijs wordt. Het ware geluk is de wijsbegeerte, waar je alles voor opgeeft, zoals de man die alles verkocht om die ene juweel te bemachtigen, de steen der filosofen. In de Talmoed wordt gesteld dat er offers zijn die niet voor een ander gedaan kunnen worden, en andere offers weer wel. Er zijn offers om verzoening te doen voor overtreding van de geboden, en ook offers om verzoening te doen voor overtreding van de verboden. De Israelieten doen geen letterlijke offers. Ze benadrukken met klem dat het om de offers van de lippen en het hart gaat, en dat het metaforisch is. Er is geen vergeving van zonden door letterlijke offers, maar alleen door bekering, door wat je verkeerd hebt gedaan goed te maken. Dat is dus het ware offeren : het afleggen van de zonde. Dit is een geestelijke oorlog, een oorlog van kennis, om terug te keren tot de hemelse bibliotheken. Ook zijn er gelofte-offers, de offers van volharding, die nodig zijn om over de dimensionale streep van vermindering te gaan. Dit zijn volkomen offers. De Talmoed heeft zijn eigen poortwachters en niet alle poortwachters zijn goed, en niet alle Israelieten zijn goed. Er zijn ook materialistische Israelieten die nog een hele letterlijke uitleg van de wet hebben, en die ook niet terug zijn gegaan tot de achterliggende introspectieve Egyptische filosofie, de wortels van de Tenach en de Talmoed. Er is dus een materialistische Talmoed en een geestelijke, filosofische Talmoed. Talmoedische demonen zijn overal, de poortwachters die overwonnen moeten worden. Amalgaam is bijvoorbeeld een Talmoedische poortwachter. De offerdienst was oorspronkelijk een metaforische taal, maar de christenen begonnen dit een andere invulling te geven. Het is daarom belangrijk om terug te gaan. Er zijn enorm veel regels in het Judaisme en in de Talmoed die laten zien wanneer een offer niet geldig is. Er is dus een duidelijke demonologie in het Judaïsme, maar die ontbreekt bijna geheel in het christendom, omdat de wet afgedaan is. Zelfs Jezus stelde dat de wet niet heeft afgedaan, maar dat de wet zou worden vervuld, compleet gemaakt, verdiept, en dit gebeurt door de commentaren. We kunnen het dus niet zomaar allemaal weggooien, maar we moeten ervoor waken dat we het niet verletterlijken. Op het offeren van vreemd vuur stond de doodstraf. Er waren regels voor het offeren. Natuurlijk
365 Online Touch Home