Hoofdstuk 52. Veilig bij de bijen en bloemen des hemels Het gevaar van spinnen kan dus alleen bedwongen worden door ijs, wat zich ook uit in verhalen, er omheen draaien en zo langzaam tot de kern komen, niet rechtstreeks, want dan wordt je opgeblazen. De spinnen, oftewel de sociale netwerken om ons heen, moeten gemolken worden op een afstand, en dan kan alles gedoseerd toegediend worden en kan de overdosis voorkomen worden. IJs is dus een metafoor van het loslaten, het afstand nemen, het onthechten, zodat eerst de tussenstappen en de strategieën bekeken kunnen worden. Dit is dus de vierde stap op het traject van de Vur om door de wildernissen van de rode planeet heen te kunnen komen, om zo eerst te komen tot het Vur gebied, en daarna tot het Bilha gebied, het gebied van de natuur volkeren. Maar boek 4, de ijzee, heeft dus ook nog iets anders nodig, boek 6, de bomen. Want de bomen zijn een metafoor voor volharding, het vastwortelen. De mens moet leren volharden in het ijs, anders wordt de mens weer meegezogen door het sociale ego, meegetrokken met de spin, Jasso, van reclame en koopziekte. Het gaat er dus om tot de ijsbomen te komen, de verbinding tussen boek 4 en boek 6. De jongen van boek 6 heeft de boomziekte voor zijn eigen bescherming : Hij had een vreemde ziekte, waarin hij vaak flauwviel, en vaak kon hij moeilijk praten. Ook had hij vaak last van verkrampingen, en dan kon hij zich vaak niet bewegen. (:1) De bomen zijn dus een beeld van de heilige gebondenheid, die bescherming geven wanneer er aanvallen van de stad zijn. De mens moet dus min of meer 'epileptisch' zijn als de mens zich in de gevaarlijke mijnenvelden van de stad begeeft. Deze volharding moet dus diep genoeg gaan, anders wordt het weer losgerukt door de wind, door de stormen. Vandaar dat het zevende boek van de Vur de Diepte heet. De ware diepte is de eeuwigheid. De mens moet zich dus voor eeuwig vastwortelen. De ware volharding kent geen tijd. 1.De eeuwige diepte, de oneindige diepte, in het hart van de mens, zo verborgen gehouden. 2.En zij zeggen u : 'Kom tot God', en zij houden de diepte achter. Vur doorziet de mensen, door Haar diepte. Zij troont niet in trots en Haar tronen vallen niet. Zij staan vast in diepte. Zij leven vanuit de rode steen. De metafoor van de eeuwige diepte is de rode steen. De mens moet tot de kern van de rode planeet komen. Daartoe is het pad van de Vur. 3.Nog steeds voel ik de striemen van Uw Diepte. Het heeft mij genezing gebracht. Vaak heb ik erover nagedacht, over Uw koele Kennis die mij steeds weer leidt. Veel dingen begrijp ik niet. Ik ben jong, en wat is een mens ? Ik heb gedanst op Uw vuur, en mijn schoeisel verbrand. Wat is het dat u naar de mens omziet ? De poorten van de demonologie worden in de eeuwige diepte wijd geopend, en dan wordt het ego losgesneden, dus de tucht wordt daar hersteld. Het zijn de striemen van ijs.
443 Online Touch Home