Hoofdstuk 60. Filippenzen en het Afkicken van Sociale en Religieuze drugs Filippenzen 4:1 - Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden. Blijdschap is in het Egyptisch het open zijn van hart. Het Aramese woord is hadwa, en in het Egyptisch is het aut ab, hat ab, met de wortel aut-a, de slang op de kroon, oftewel het verstand wat in de heilige gebondenheid is, het touw van het hoofd. Blijdschap is in het Egyptisch altijd gekoppeld aan wijsheid en inzicht (ab). Blijdschap is de ontmaskering, de openbaring van het geheim. Het is het openend aspect van kennis (unf). Een ander woord voor blijdschap is mseka, wat ook kroon betekent, maar wat in principe een demonologische betekenis heeft, want het betekent ook dierenhuid, waarin de aan het ego gestorvene gehuld werd om zo opgenomen te worden. Meska, mseka, is de jacht en de slacht van het kwade, het ego. Hier komt ook het Aramees voor messias vandaan : mseka, wat ook christus betekent, en wat dus de gehulde in dierenhuid betekent, als terugkerende van een geslaagde jacht op het ego. In het Egyptisch is blijdschap, mseka, dus de huidenjager, of de drager van dierenhuid. Dit is niet letterlijk maar metaforisch. De dierenhuid beeldt de zonde uit. Blijdschap als Rennu-t is ook de naam van de godin van de oorlogs-oogst, vgl. rennit, bijmoeder godin, en ook is het een slang op de kroon, een uraeus, als beeld van het touw rondom het hoofd, het verstand. Blijdschap is voor de Egyptenaren bepaalde climaxen van geestelijke vervoeringen en dromen (resi, reshi, resha). De mens gaat naar bed en zijn dagelijkse problemen worden in zijn dromen onthuld (haaut, hata). 4:2 - Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de Here. Vermanen, aansporen is b'y in het Aramees, bu, van het Egyptische saub, vermanen, wat sa-bu heeft als wortel, de jakhals gidsen van de onderwereld. Dit is dus een Anubisiaans vers. 4:3 - Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe metgezel: wees haar behulpzaam. Want zij hebben tezamen met mij in de prediking van het evangelie gestreden, naast Clemens en mijn overige medearbeiders, wier namen staan in het boek des levens. Het boek des levens, de ktab van het leven in het Aramees, is een gidsenboek. In het Hebreeuws is het leven het hongeren, het minderen. Het is dus het boek wat de hongerenden leidt in de wildernis, oftewel door de onderwereld. Ook dit is dus een Anubisiaans vers. 4:5 - Uw minderen (Aramees, zie hoofdstuk 2) zij alle mensen bekend. De Here is nabij. Alle mensen is in het Aramees meer de gelijkgestemden, en het wordt aan hen geopenbaart. De kroon waarnaar Paulus in dit hoofdstuk en het vorige hoofdstuk jaagt is de spotkroon, omdat hij eensgezind met de gekruisigde wil zijn. De jakhals is een beeld van spot. In de Egyptologie hebben
461 Online Touch Home