Het gele mysterie is dus niet onbekend met wanhoop. Maar dat moet tot een grotere overgave tot de kennis leiden. 26. Het grote syndroom van Suriname heeft mij in haar macht. Het is als een verslaving aan drugs. Ik kan de ketenen niet doorhakken. Moed heb ik niet om dit syndroom in detail te bespreken. Ik praat er slechts omheen. Ik ben zo gemaakt. Het is mijn aard geworden. Ik drink van de bloemenzee, en stik bijna in haar zaad. Warmte komt met golven om mij heen. De witte stad komt in zicht, maar verblindt mij. Eerst is de mens te gevoelig, en doet alles pijn, en kan de mens het niet verstaan. Het is niet rijp, maar chaos regeert. Er is geen inventaris. Alles ligt door elkaar heen. De mens kijkt naar miljoenen filmpjes tegelijk en raakt ervan in de war. Het is vloed en het is oorlog. Maar daarna zal de vloed gaan liggen en brengt de eb rust. Eerst is de mens te gevoelig voor de kennis, en kan het niet verwerken, en elke aanraking doet pijn, maar de wegen van de Vur zijn cirkelend, niet rechtstreeks. De mens heeft filters nodig, tussenstappen. Die kunnen alleen natuurlijk groeien. Eerst moet de mens dus door een Doornroosje ervaring heen, door een ervaring van de speer van Saul die op hem afgeworpen wordt. 18. Toen kwam het. De struiken namen bezit van me, alsof rivieren me overstroomden. Ik was in een droom. Ik was als Doornroosje, maar Doornroosje stierf. Ze werd door teveel doornen geprikt. Het was een deel in mij wat stierf. Ik bevond mijzelf in een wilde zee, totdat ik aanspoelde op een strand. Iemand kwam tot mij, en hielp mij op de been. Toen bracht zij mij naar haar huis. Ze glimlachte. Ik staarde naar haar. Ik kon niet denken. Alles stond stil. 27. Ik draai en woel in mijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 28. Iedereen zonk weg in de witte golven, en vele schepen vergingen. Ik klom door, hoger de stad in. Ik durfde niet achterom te kijken. Ik hoorde gekrijs, en mensen riepen : Stop. Maar ik liep door. Ik was in Suriname. Alles loopt over in de wildernis in de diepte van de witte stad. Het is een schuimende zee, wild golvend. Ik kijk erna, en het is alsof ik in een coma ben. Niemand kan mij horen. Niemand kan mij verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Ik zink weg in de witte zee. Wij zijn aan ons lot overgeleverd. Oh, was ik maar nooit naar Suriname gegaan. We krijgen misschien heimwee naar de vleespotten van waar we vandaan kwamen, maar we moeten blijven doorzetten. Teruggaan is geen optie en dat kan ook niet. Die tijd is geweest en komt nooit meer terug. Het kan alleen nog verdiept worden, maar daar hebben we een grotere context voor nodig : het gele, het onderwijs in de spiegelmetrie, het leren kennen van de ritmes van de dualiteiten. Ook boek 25 gaat over het gele, over de gele vlinder. Hoe het gele door de natuurwetten in ons op zal rijzen. Het gaat over hoe onnavolgbaar het gele is. Het zijn orakels die hun bruggen beveiligen met raadsels. Daarom fluisteren ze. Het is een geheime sleutel wat de mens eerst verscheurd en dan weer opbouwt, genaamd 'het gevaar'. Het is de vlinder van een trauma. Hoe dieper we gaan, hoe hoger we gaan. Iemand die nooit iets meemaakt komt dus ook nergens. Boek 26 gaat daar op door.
502 Online Touch Home