53

In Abhava moeten de afgoden van het ego verder afsterven. Luther en Calvijn waren Augustijners die voortwerkten op het werk van Augustinus, maar Calvijn draafde hier ontzettend in door, terwijl Augustinus het nog over de vrije wil had. Belangrijk is het dus om terug te keren naar de bron. Calvijn verwijst om de haverklap terug naar Augustinus, maar hij heeft de Augustinus motortjes overmatig lopen opvoeren. Calvijn maakte het werk van Augustinus door en door corrupt en brak alle grenzen door, wat overigens goed bruikbaar bleek te zijn in het esoterische calvinisme, waarin alles weer een kwartslag werd gedraaid. Er komt dus nog iets na Calvijn, als het postcalvinisme, wat een beweging van de gnosis is. In zijn commentaar op de bergrede maakt Augustinus een hele goede opmerking over het vers 'zalig zijn de armen van geest, want voor hen is het koninkrijk der hemelen.' Hij verbindt dit aan de heilige vreze die het begin is van de wijsheid. Hij stelt dat de armen van geest hen zijn die heel voorzichtig met het geestelijke omspringen. Zij zijn niet overgeestelijk. Zij gebruiken het met mate, omdat het om de perfecte en hoogste wijsheid van de rationele ziel gaat, oftewel de ziel van de gnosis. Zij gaan bescheiden om met het geestelijke, niet opgeblazen zoals in het christendom. Augustinus was een filosoof en christelijk theoloog in de jaren 300-400. Hij was vurig gericht tegen het materialistische denken, en stelde dat God niet met de ogen gezien kon worden, maar met het hart. Hij noteerde het als een dwaasheid wanneer God op een materiele manier benaderd werd buiten het hart om. Hij vocht tegen de materiele kennis die opgeblazen maakte, de corrupte kennis van de dwazen. Hij maakte zo een filosofisch stelsel van rechtvaardigheid, want hij stelde dat God rechtvaardig was, waarin sommige zonden een straf waren op andere zonden, als een lange keten. Zonde veroorzaakt zonde, totdat de cirkel rond is, en de zonde ten onder gaat. Dan wordt er in de bergrede het belang van het hongeren genoemd, het hongeren naar gerechtigheid. De arme is altijd weer op zoek naar de bron, terwijl de rijke denkt dat hij alles al heeft, maar tegelijkertijd meer rijkdom wil. De arme gaat rouwend door het leven omdat hij kan zien wat er mis is, terwijl de rijke niets door heeft, eet en slaapt. De rijke is gelukkig in zijn onwetendheid. Hij negeert de arme en de armoe en geeft alleen om zichzelf. Zolang hij maar hoog en droog zit, en 'na mij de zondvloed'. Hij denkt ook niet aan de komende generatie. Alles draait om het ego, zo ook in de kerk. Het leven is ijdelheid volgens Augustinus. De arme ziet hoe iedereen slaaf is tot de zonde, hij ziet de ketenen, hoe een ieder slaaf is van de demonen, en hij rouwt, terwijl de rijke plezier maakt. Maar dit plezier is slechts tijdelijk. Het is maar een droom en op een moment moet ook de rijke wakker worden. Augustinus waarschuwde voor de ijdele glorie van de rijken. Augustinus was een filosoof, geen farizeeër. Hij stelde dat een mens grotere rechtvaardigheid moest hebben dan de farizeeërs, dus dat er bepaalde waarden uit het NT toegevoegd moesten worden. Hij sprak over het grote verschil tussen de zogenaamde 'rechtvaardigheid' van de farizeeërs, en de grotere rechtvaardigheid. Hij sprak ook niet zomaar over de hel als zomaar iets waar alle zondaars ingeworpen zouden worden, maar over de verschillende gradaties van de zonde en dat er dus ook verschillende gradaties waren in de aansprakelijkheid en de bestraffing die eraan was verbonden. Filosofen zijn hier vaak genuanceerder over dan theologen. Filosofen begeren de wijsheid en zijn altijd weer op zoek naar hogere systemen, betere systemen, meer verfijnd, om het recht te doen handhaven. Wie kent in het kerkelijke-evangelische christendom niet de leugenachtige leer dat zonde zonde is, dat elke zonde even erg is voor God en dat elke zonde daarom dezelfde straf verdiend ? En hoe redeneren deze leken-theologen verder ? Sommigen stellen dat omdat God een oneindig wezen is dient de zonde tot

54 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication