'nee' in het 'ja', maar toch ook weer niet. Het hangt helemaal van de situatie af van hoe het beestje draait en in wat voor situatie het beestje terecht is gekomen. Het beestje is dus van top tot teen bewapend met draaiende filosofische strategieën om in de wildernis van het leven te overleven. Die wildernis is dus niets anders dan een onderdeel van het beestje zelf. Hegel is dus een Pietje Precies van de filosofie, want er zit altijd wel weer een keerzijde aan, en hij heeft altijd wel een 'maar' bij elke stelling, wat dan ook een onderdeel is van de dialectiek. Hij wil ergens naartoe, dus hij moet wel telkens met tegenstellingen aan komen zetten, anders komt hij niet tot de hogere samenstellingen, de hogere mengsels, die belangrijk zijn in de filosofische hormonologie van de mens om te kunnen overleven. Als hij zichzelf dan schijnbaar telkens tegenspreekt is dit juist om zijn machines te verfijnen. Voor Hegel staat dit gelijk aan waakzaamheid. Juist door de verscheidenheid van het onderscheiden, stelt Hegel, en de verscheidenheid van het terugkeren naar het zelf, komt het zelf tot een hogere graad van het tonen dat het zelf een dubbelleven leidt. De waarheid komt zo dichterbij als een steeds grotere, overweldigende verscheidenheid. Hegel's filosofie schakelt voortdurend over van belangrijkheid tot onbelangrijkheid, om zo de prioriteiten duidelijk te houden. Hoe belangrijk is iets, en hoe onbelangrijk is iets ? Zo kan alles ook gerelativeerd worden. Het spoelt voortdurend weg van de kern en terug tot de kern om zichzelf zuiver en veilig te houden. Niet alles wat gebeurt is belangrijk, en niet alles wat gebeurt is onbelangrijk. De mens moet leren herkennen, leren waakzaam zijn. 125. Hegel stelt dat als iets vast is of wordt dan onderscheid het zich van het andere, maar kan overleven juist door dit contrast. Het vaste laat de kern zien van het object. 130. Hegel stelt dat gevoelige individualiteit in de dialectische stroming van de onmiddelijke zintuigelijkheid wordt veranderd tot gevoelige universaliteit. 132. Hegel stelt dat in de dialectiek van de zintuigelijke zekerheid het horen en zien moet wegvagen en plaatsmaken voor bewustzijn. Hij stelt dat het bewustzijn zichzelf moet herkennen als het concept. De mens moet leren onderscheid te maken tussen het abstracte en het concrete en zich altijd afvragen in hoeverre iets abstract is en in hoeverre iets concreet is. Hegel stelt in 134 dat het negatieve verbonden is aan het abstracte en dat het bewustzijn eenzijdige concepten zal ontkennen en abstract zal maken. Maar de positieve betekenis is de samenhang en dit is de kern van beide tegengestelden. Door onderscheiding wordt de kern van eenheid zichtbaar, wat ervoor zorgt dat dingen worden ontvouwen, stelt Hegel in 136, en daardoor worden ze ook verminderd, wat zich vertaalt als kracht. De kracht keert terug tot zichzelf maar moet zichzelf uitdrukken. Het onderscheid zorgt dat de kracht wordt opgewekt, om er zo ook voor anderen te zijn. Dat is ook de definitie van onderscheiding. Het kan zich zo uitdrukken naar anderen om de anderen te helpen. Dit is het doel van de onderscheiding. De kracht is de substantie van de onderscheiding. De kracht die tot zichzelf terugtrekt wordt zo ook een 'één', wat weer ontvouwing tot gevolg heeft. De kracht is en blijft ook het geheel, de context. De verschillen zijn oppervlakkige, verdwijnende, momenten, maar zonder
94 Online Touch Home