balans worden gebracht. De negenentwintigste hieroglyph is de afgrond. Elk mens zal hier eens invallen. De afgrond is de val naar binnen. Hier zal de mens afbreken aan zichzelf, omringd door vele gevaren. In het ravijn zijn veel gevaren in de vorm van sterke stromingen. Hier leert de mens voorzichtigheid als hij helemaal is omringd en ingesloten door de sterke stromingen. Hij kan niet vooruit en niet achteruit. Elke stap kan fataal zijn. Zonder de heilige vreze, voorzichtigheid en discipline komt de mens nergens, en wordt dan gewoon door de baarmoeder opgeslokt. Ook zal de energie verhouding in de benen en billen sterker zijn dan in het bovenlichaam. De mens die deze hieroglyph niet kent zal roekeloos zijn energie door zijn bovenlichaam laten stromen om zo te gaan lopen pronken. De eenenvijftigste hexagram is de Donder. In de eerste lijn vreest en beeft de mens, terwijl de mens dan in de tweede lijn onderzoek doet in het zelf. In de derde lijn doet de mens dingen die de mens niet kan stoppen, wat de eigenlijke goddelijke onweerstaanbaarheid is. De mens raakt buiten zichzelf. In de vierde wordt de mens tot de modder (vertraging) geleid, de aarde, de wildernis. In de vijfde lijn leidt de donder de mens tot het binnenste, waardoor de mens veel verliest, maar ook veel wint. In de zesde lijn moet de mens discipline leren, ten bloedens toe tegen alles verzetten om alles te testen. De mens moet koste wat het koste proberen het zelf stil te houden, waar deze hieroglyph dan ook in overloopt, in het tweeenvijftigste hexagram : het stilhouden, de berg. De tweeenvijftigste hexagram is het overgangsgebied tussen dood en geboorte. Soms moeten er risico's genomen worden. De drieentwintigste hexagram is de hexagram van de afzondering. Dit is nodig om de mens tot wedergeboorte te brengen. In de vierentwintigste hexagram is de mens gezuiverd en onder de bron gesteld. Zo komt er weer evenwicht en harmonie. Het vierentwintigste hexagram is de Terugkeer. Hier is de mens dus teruggekeerd tot de bron en groeit op onder de hoede en tucht van de bron om het valse te overwinnen. De zessenvijftigste hexagram is de nomade. Dit is als het vuur op de berg, de tegenstelling tussen vastheid en het loslaten. Het vuur kan nergens lang blijven, maar is altijd in beweging, laat alles los, om zo te transformeren. Er is dus een grote spanning en wisselwerking tussen eeuwigheid, de berg, en tijdelijkheid, het vuur. De eenenveertigste hexagram is de SOEN, de vermindering, als de Ramadan in de Chinese mythologie, het vasten, de ascese, het binnengaan van de leegte. De SOEN komt ook weer terug in de islam als de Soenni, de machtigste beweging binnen de islam die Aboe Bakr volgen, als een cryptisch beeld van Bakroe, de Surinaams-Afrikaanse oorlogsgodin van de indianen. De Filistijnen ontwikkelden zich tot de Soenni Islam. Zij aanbaden de godin Delilah, wat in wezen dus Bakroe was. Vanwege deze cryptische kracht is het christendom gefixeerd op de ZOON, SN. Deze hexagram heeft als hieroglyph een berg aan een moeras. Het beest van de zee is in het Aramees ook 'het beest van het moeras', wat 'het beest van PEHU' is in het Egyptisch. PEHU betekent : 'beyond', boven, over, wat als wortel heeft PEH, de diepste nacht. Het beest zelf is in de oude bijbelse talen de vermindering, de leegte, als de afgrond, waardoor wedergeboorte komt. De shiieten, sjiieten, zijn hiervan een cryptisch beeld, de twee na
103 Online Touch Home