wit hij is en hoe toegewijd aan de aardse systemen : dominant over de vrouw, dominant over de donkeren, als een vriend van de stad. Het witte wordt vereerd als de topkleur, en zij hebben hun grote witte troon opgericht. Ook in het enigmatische, maar racistische, recente boek van Mormon wordt het witte opgehemeld en wordt het donkere gezien als een vloek die over de zondige mens kwam. Vandaar dat nog niet zo lang geleden er geen donkeren in het Mormoonse priesterschap mochten worden toegelaten. En dit zijn wel hele verdraaide paradijselijke glimpen. De moeder wilde geen allemansvriend die altijd maar ja zou knikken bij alles wat het systeem uitvoerde. Neen. De moeder wilde een vijandige man, die een vijand was van iedereen, en iedereen een vijand van hem. De moeder wilde een afgezonderde man, een vechter. Geen materialistische vechter, een vechter voor geld en macht. Neen. Een vechter voor het hoogste goed, een vechter tegen de demonen van de tijd. Zo schiep de moeder Ismaël. Genesis 16 11 Voorts zeide de Engel des Heren tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de Here heeft naar uw ellende gehoord. 12 Hij zal een wilde man van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem. Hagar-Areta was de moeder van Ismaël. De RASHA stam is in het Hebreeuws de stam die afrekent met het huichelende recht van de stad. Zij zijn aangesteld onder Areta. Ismaël is nauwverbonden met de rasha stam. Ook Egypte is onderdeel van de RASHA (Ex. 9:27). In I Samuël 2:9 zijn de rasha hen die een theofanie, godsverschijning, (damah) hebben ontvangen en daardoor in de duisternis met stilte (damam) zijn geslagen om zo afgezonderd te zijn. Zij leven niet door kracht maar door verbrokenheid. Zij staan niet stevig in het leven. Zij rennen van het leven weg. Zij zijn bewoners van de hel in Psalm 9, de baarmoeder. Zij leven en kampen met pijn en vrees hun hele leven, als op de golven, in Job 15:20, en overwinningen zijn altijd maar kort in Job 20:5. Rasha is oorspronkelijk een Egyptisch woord, een bijnaam van Ra, wat hetzelfde betekent. Rasha betekent in het Egyptisch 'het land dat overgaat in de zee'. Verbonden hieraan is RESU, RES, RS : wakker houden, priester, offeren, slachten, fokker, vee-kooi (van lammeren), veehouder en RESHA, RESHI : overwinning, triomf, alertheid, tederheid en RESH, RESHI, schaamteloos. Het was de volledige naam van Ra, als de oorspronkelijke Egyptische Ismaël. RASHA is geen eenzijdigheid, maar dualiteit, verbonden aan de visvangst, die in de Bilha een metafoor is voor het overwinnen van de eenzijdigheid. De strijd tussen eb en vloed is de strijd tussen eenzijdigheid en dualiteit. Nephthys is altijd de schaduw-stem in ons die precies het tegenovergestelde zegt, en dit is RA-SHA ook. SHU, SHA, is de zoon van RA als zijn innerlijke kind, die scheiding maakte tussen Geb en Nut, tussen de aarde en de hemel, opdat de sterren geboren zouden worden. Hiervan horen we de echo in Jezus die kwam om scheiding te brengen, het zwaard. Het is de strijd tussen sterven en wedergeboorte. In het Boek der Poorten wordt Osiris ook de zoon van Ra genoemd. Osiris, SA-RASHA als de zoon van RASHA. RASHA is dus de weg tot de SA, de Egyptische gnosis. Op Ra's tocht door de onderwereld op zijn boot vaart hij altijd met SA die het woord voor hem doet. SA spreekt de wachters aan, als beeld dat een mens geleid moet worden door de gnosis. Horus, RS, ook een vorm van Rasha, is het innerlijke kind van Osiris, de 'zoon' van Osiris, wat een sleutel is in de opstanding van Osiris. Dit komt ook terug in het NT dat een mens niet binnen kan gaan zonder een kind te worden. In die zin moet dus ook het Jezus verhaal begrepen worden dat Jezus het innerlijke kind is, en dat zonder kind te worden de mens niet binnen kan gaan. Daarnaast blijft de nadruk dus op de zoon in de zin dat de mens zich moet onderwerpen aan de Moeder, terug moet gaan naar de Moederschoot, de hel, om te worden tot de rasha, een rashiet. Er zijn dus twee
145 Online Touch Home