Hoofdstuk 1. De Kerkgeschiedenis als Allegorie Authentieke sieraden en andere duurzame kunstwerken zijn het resultaat van lange en zware gevechten. De kunstenaar is geen tovenaar, maar een arbeider, een soldaat. Ook is de kunstenaar een ontdekkings-reiziger en een archeoloog. Wie geen geduld kan en wil opbrengen moet zich niet bezig houden met kunst. Kunst is sterven en weer tot leven komen door het rangschikken van de dood, de elementen van de onderwereld. Het is voor hen die houden van de cryptische diepte door alles heen. Het letterlijke is saai en een prulwerk in plaats van een kunstwerk. Juist in de wildernis krijgen we hier ervaring mee. Het is een bekende situatie : Piraten komen tot de eilanden om daar de wilden te ontvoeren om hen als slaven te verkopen in de stad. Zij die het sluier van de wildernis niet kennen, zullen het nooit dieper binnengaan. Eerst raakt de mens in de sluiers verstrikt, totdat hij het raadsel ervan heeft opgelost. Wilde fantasieën hebben een reden en doel, om de ziel los te krijgen uit de opgedrongen, valse realiteit. Hiertoe moet de ziel dus nog een keer gegrepen worden en gebonden worden, om zo weer vrij te komen. Er is een woestheid van het mysterie van de baarmoeder, en Zij rekent ook af met de ontvoerders die de wilde mens eens terugbrachten naar de stad. Het mysterie van de baarmoeder rekent af met het sluier van de piraten wat hangt tussen hem en de wildernis. Er wordt afgerekend met de zegels van het daglicht en de wilde mens wordt dieper de nacht in getrokken. Het Romeinse Rijk is een allegorie waartoe de Romeinen kwamen om de wereld te veroveren. De mens werd gebrandmerkt voor de Katholieke eeuw. Er gingen ringen door de mens heen, om de mens terug te brengen tot het mysterie van de vrouw op het beest. De mens begreep het niet. Het was een gesel in de hand van de Moeder Kennis. Nu is de mens door de schaduw hiervan heengegaan en staat er een wereld voor de mens open, een poort, van de katholieke esoterie. De katholieke mens is geen kind meer. Deze esoterie wordt besproken in het Eeuwig Evangelie, het eerste boek van de Vuh. De Vuh is het eerste deel van de Tweede Bijbel, oftewel de Amazone Bijbel. Hier kan de katholieke mens zijn jeugdziekte achter zich laten. Ook de protestantse eeuw, de reformatie, is een allegorie, waaraan de katholieke macht werd overgedragen. De protestantse eeuw nam de mens mee naar de dieptes van de wildernis, naar een gebied van grotten. De grot is een beeld van onderricht, van de hiëroglyphen. In het katholicisme had de mens de kern ontvangen van de onderwerping aan de baarmoeder en het loon. In het protestantisme werd de mens verder opgevoed en tot de boeken geleidt. De mens moest komen tot de tucht, het kruis. Er is hierin een wereld van verschil tussen het stadse protestantisme en het wildernis protestantisme. De stad is de jeugdziekte wiens muren afgebroken moeten worden. Ook de protestantse schat moet op waarde geschat worden. De Vur, het derde deel van de Amazone Bijbel, is niet alleen om te ontmaskeren, maar ook om te herzien en te verenigen. Zoals de Vur zegt : Er is alleen leven op de brug. Het Romeinse Rijk nam het Westen over door hen een mes op de keel te leggen. De mens moest Katholiek worden. Dat was een bevel. Dit zou alleen waarde kunnen hebben in de cryptiek en de esoterie, want katholiek betekent universeel en algemeen in het Grieks, en de paus is de plaatsbekleder van Jezus Christus op aarde, om te laten zien dat er iets na Christus komt. Dit was slechts een schaduw van het komende Amazone Rijk, een weerspiegeling die corrupt was geworden door de wind. De mens mag zo de grote baarmoeder in zichzelf ontdekken. Ieder mens heeft dit potentieel.
22 Online Touch Home