De onderwerping van de wil is de sleutel tot de verlichting. De wil gaat tegen de kennis in, dus die moet gebroken worden, de verlamming ingaan. De verlamming is ook de betekenis van Nod in de Egyptische taal. In het boek Iyowb van het OT werd Iyowb (Job) tot de Nod-verlamming (nuwd) geleid. Hij begon te beven en te schudden, te trillen in hoge koorts, om zijn lagere wil tot onderwerping te brengen. Ook komt dit dus voor in het Israëlitische verhaal van Kaïn. Zijn "broer" Hobel werd de stervende RA genoemd (ra-ah, ra-a, herder, Hebreeuws), als een deel van hemzelf. Zijn tweede "broer" was Seth, als de opstijgende ibis. De mens moet tot kennis komen om de lagere wil af te schudden. De mens moet vrijkomen van de lagere wil, en opstijgen als de ibis, boven alles uit. In de Egyptologie, in de onderwereld, gebruikt Anubis de Nod (Nu-t) als een metalen instrument om het verstand en de mond van de ziel in de onderwereld te openen. Dit is ook verbonden aan de NTI of NTU, de poel van de vergetelheid, waar de mens eerst een heleboel valse kennis moet vergeten. Dit is dus ook een onderdeel van Nod. Om tot de "verlichting" (inzicht, uitzicht, overzicht, doorzicht) te komen, moet de mens eerst tot de verduistering komen, de oceaan van de vergetelheid in de onderwereld. Hiermee is Nod omhuld. Allen die tot Nod willen komen zullen eerst deze rivier of zee moeten overzwemmen. Dit wordt ook wel het grote Nirvana genoemd of de Lethe (Grieks). Op de tocht door de onderwereld veranderd Ra op een gegeven moment zelf in Nod. Hij moet dus in principe geboorte geven aan zichzelf. Wij hebben niemand anders van node. Dit zijn slechts symbolen in onszelf. Het is ons eigen lichaam. Nod is verbonden aan Geb, haar partner. Geb is in het Egyptisch ook verbonden aan KHABU, het neerbuigen. Door KHABU, het neerbuigen, komt Ra tot Nod, zijn diepere, creatieve ziel, zijn hart. Wij moeten neerbuigen in het stof als de slang, de Geb, om zo te komen tot de diepte van de moeder grond, Nod. Hier zijn de creatieve vuren van transformatie, in het hart van de grond. Dat is ook wat Khep-ra betekent : Het neerbuigen van Ra, Khabu-Ra. Ra komt tot Nod, en wordt dan tot Nod. Khepra is in de Egyptische taal de wording. Dit is ook wat het woordje Jehova betekent in het Hebreeuws. Daarom is er nooit een absolute, algehele scheiding tussen God en mens. De mens moet tot God worden, omdat het iets in de mens zelf is. Daarom moet er een balans zijn tussen het neerbuigen voor God en het worden tot God, en tussen het zoeken van God en het zijn van God, zoals dat ook in de Bilha wordt besproken. Dit heeft dus niets met de spijbelende zelfvergoddelijking van de New Age te maken. Er is ook een valse zelfvergoddelijking die tot verderf leidt, zoals in het Westerse pseudo-christendom, waarin de mens zichzelf door het bedrog van geloof en genade tot god maakt over anderen. Er is geen snelkookpancursus voor doe-het-zelf vergoddelijking. Alles is onderworpen aan stricte wetten en condities, en het zal altijd plaatsvinden in een hiërarchie van balanzen. De natuur heeft haar eigen rangensysteem. Het heeft niets te maken met persoonsverheerlijking, maar met het komen tot de diepere principes van het bestaan. Op dit pad zijn zoals gezegd vele valkuilen. Maar wij moeten dit pad van vergoddelijking bewandelen, om zo niet altijd alles op iemand anders te schuiven. Projectie is een gevaar. De mens moet zelf veranderen, en zelf tot het paradijs worden, anders komt de mens het paradijs niet binnen. De sleutel ligt in het worden, in Khep-ra, in Jehova als een esoterisch werkwoord, wat helemaal terugwijst naar het Orions-Afrikaanse moeder-principe van Ajawoe. De mens moet zelf de moeder worden. De mens moet zelf een schepper worden. Dit ligt op het pad van de gedaanteverwisselingen van Ra, oftewel Kaïn in het Israëlitisch, in de tocht door de onderwereld, door het land Nod, het lichaam van zijn moeder. De materie is het "vuile", en door het woord wat Khepra daarover spreekt komt er een veel hogere schepping. Zo schiep Khepra, de schepper van alle dingen, ook zichzelf. Het is een principe waarvan de kever een bepaald symbool is. Khepra, Khabu-Ra, is het principe van Ra (of Kaïn in het Israëlitische) die neerbuigt in het stof, die zich bedekt met de moeder aarde, komende tot het vuil van de materie waarin hij herboren wordt door het hogere woord hierin verborgen. Dit is het geheim van de sluiers van het Khepra mysterie. Materie is een verdraaiing van de oertijd, maar de oertijd
234 Online Touch Home