295

dagen onderhouden zou worden. 12:14-16 - En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar haar plaats, waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang, een tijd en tijden en een halve tijd. Deze verberging is niets anders dan een dimensie-shift, een overgangsgebied, waardoor de mens losbreekt uit de materiële gevangenschap en komt tot de diepere frequenties. In de Egyptologie is dit de peh of peh-t, het bereiken van een plaats of object, wat aan het einde, of in het diepste, van de nacht gebeurt, als de afsluiting van een boek. Het is het wortelwoord van de pehuit, de anus, maar dit komt ook weer terug als de achterkant van de nek, als zijnde een lichaamsdeel in het gebied van het hoofd. Het is ook een woord voor fundament, verbonden aan pehu, beyond, oftewel transcendentie. De pehuit, de anus, is in het Egyptisch ook een aanhangsel, een sleeptouw van een boot. In het Surinaamse bijbel gedeelte van de tweede bijbel wordt de anus beschreven als een klier in de hersenen. Oorspronkelijk is de anus dus veel meer dan alleen maar de ontlaster. Er is ook een ander Egyptisch woord wat gebruikt wordt voor anus en dat is mau-t, wat de kern of moraal van een verhaal is, en de totaalsom, de conclusie. Het is verbonden aan de mahet, de tunnel, de doorgang, en heeft als wortelwoord maha, het achterhoofd, of de achterkant van de nek, en mau, zachtheid. In de Surinaamse bijbel van de tweede bijbel is de anus dus ook een onderdeel van de hersenen, als een hardheids-zintuig wat functioneert door het meten en registreren van zachtheidswaardes, de oeroeboel. In de stad mag het woord niet genoemd worden, want dat is vies, en er mag ook niet over nagedacht worden, want het is als de verboden vrucht. De stad wil niet dat de mens zicht krijgt op wat de anus is, en de kerk ook niet. Toch is het een lichaamsdeel door God geschapen, als een evenbeeld van God, en horen alle lichaamsdelen met elkaar samen te werken, dus ook de anus (I Korinte 12-14). Maar in de stad staan de hevig opgedoste dametjes met hun oma-knotjes met hun spiegeltje, en hun parfumspuitjes om het geheim van de anus te verbergen. De anus is in hun ogen alleen maar iets vies waar je niet over mag praten, en het is door hen gedemoniseerd, net zoals wat andere belangrijke lichaamsdelen. In de achterbuurten daarentegen is het totaal het tegenovergestelde. Kleine jongetjes wordt het van jongs af aan geleerd de anus van vrouwen te aanbidden, maar dan op een hele onbeschofte, onrespectvolle manier. Het wordt enorm overdreven als een karikatuur, en ze missen de gnosis. Ook zij zijn de bewakers van het geheim van de anus. De dametjes in de stad met hun oma knotjes en hun lange jurken gebruiken de parfum spuit als een insectenverdelger, maar ze vernietigen de hele natuur. De kleine jongetjes uit de achterbuurten voelen zich tekort gedaan door de rijken, en voelen zich monddood gemaakt door de aristocratie, de stropdassencultuur, en in hun pijn gaan ze zo in hun overmoed en ongeduld door mooie muziek heenpraten op een geforceerde manier, wat ze dan rap noemen, uitgesproken als rep. Ook duwen sommigen van die onzekere, roekeloze jongetjes als een karikatuur hun borsten overdreven vooruit, en hun buiken, terwijl anderen het meer doen door met dure sieraden te lopen, zo glimmend mogelijk, wat ze zelfs in hun mond laten implanteren, om maar zo rijk mogelijk over te komen. De weg van de gnosis en van het kruis kennen ze niet. De achterbuurt en de stad, elkaars tegengestelden, maar ze werken met elkaar samen, als bewakers van het anus-geheim. De achterbuurt heeft een valse anus, en de stad heeft een anti-anus, als een smetvrees. Die trekken zo een blik politie-agenten open als iemand te dicht bij de verboden vrucht komt.

296 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication