Hoofdstuk 17. Het "Ik Ben" Principe van de Demonologie Spreuk 339 van de Pyramide Teksten van het Oude Rijk : In de woestijn leidt het Shu en Tefnut principe, oftewel Ezau en zijn vrouw(en), de ladder tot de kern energie van de psychologie, tot de honger en de dorst opdat er eerst wordt losgekomen van de voeding van de lagere wil. In dit proces sterft de lagere wil dan ook af, opdat het morgen-brood, het manna, van Shu en Tefnut ontvangen kan worden. Het is het goddelijke voedsel, het beeld van openbaring. Het metaforische spijsoffer in Leviticus betekent in de grondtekst in principe gewoon "naakt" komen tot God, wat de betekenis is van het fijne meel. Naaktheid is een abstractie van openbaring, omdat zo de bedekkingen zijn weggeschoven. Naaktheid is dus een metafoor van iets profetisch. Wanneer Yah-Shu, Yeshua, in het Nieuwe Testament zegt dat hij het brood des levens is, dan komt dat rechtstreeks uit de Pyramide Teksten. De brood-mysteriën leefden al volop in het oude Egypte. In het Aramees is Tefnut getranslitereerd als Tw-ndd, Tw-Nod. Tw, taw is merkteken, en ndd is doen ontwaken door piercings, steken. De Tw is ook de laatste letter van het Aramese alfabet, zoals Yah-Shu zegt in Openbaring 22 : Ik ben de alaf, de eerste, en de taw, de laatste, het begin en het eind. De tw (Tav, Taf) is ook een kruis, waar de latere westerse T vandaan komt. De tw is de Semitische omega, de afsluiter. In de Pyramide teksten, in spreuk 254, komt Tefnut voor als de slangenstaf, wat ook weer terugkomt in de Mozes mythe. De slangenstaf, en ook de opgerichte staf in de woestijn, is een beeld van de installatie van de wet. Er moet een balans zijn tussen worden en zijn. Zoals Yah "worden" betekent, zo is de "Ik Ben" die Mozes ontmoette het "zijn". Dit gaat heel diep, en houdt zelfs assimilatie in, maar dan door het kruis. De mens lijdt onder de vijand, om zo vermengd te worden met de vijand om de verloren elementen over te nemen, en het kwade ten goede te keren. Aan het kruis werd Yah-Shu de dood en zonde gelijkvormig, zowel als een spion en als herschepper. YahShu werd gelijk aan de vijand, de tegenstander, door het kruis, smolt er geheel in over, en werd zelf tot satan, maar dan op een hele andere manier. In het Oude Testament worden God of de engelen soms ook tot satan in de grondtekst, omdat het een neutraal woord is van iets wederstaan, als tegenstelling. Het gaat er dus om dit goed in te vullen. Wij moeten komen tot de Ik Ben, en dan kunnen we de naam van onze vijand erachter zetten, wat een mens kan zijn, of een monsterlijk probleem of wat dan ook. Het zijn losgeraakte onderdelen van ons die corrupt zijn geworden, en die we weer moeten terugclaimen. De Ik Ben is dus belangrijk in de demonologie, in de strijd. Ik Ben ... en dan kunnen we het hele rijtje afgaan van mensen en geesten die ons onrecht hebben aangedaan. Laat iemand anders het niet zijn, want dan ga je eraan. Wees het zelf en gebruik het ten goede, door het kruis. Assimileer het en gebruik het ten goede. Dit thema komt telkens weer terug in de tweede bijbel, en ook in de Egyptologie en de grondteksten van de bijbel. Ook komt dit voor in de Dorga theologie van het pre-atlantische tijdperk, het tijdperk van de natuurmens. De Ik Ben is een machtig wapen in de strijd. In het Egyptisch is dit de N'k. Zo worden de poorten tot de parallel werelden geopend. De Ik Ben is de sleutel. Het Kwaad is verdraaide goede principes die hun timing hebben verloren en hun oorspronkelijke hierarchieën en volgordes. Het Kwaad is de cryptiek van het Goede. Het gaat dus om het ontwaken in de Ik Ben, in de baarmoeder van Tefnut, de kern energie van de demonologie. De woestheid is dus scheppend en herscheppend, en ook weer ordenend, verdiepend, als een dualiteit, en niet een onbeheerste, overextreme, eeuwige aggressie zoals bij de fundamentalistische christenen, maar ook zij dragen een stuk van cryptische waarheid wat begrepen
309 Online Touch Home