K = visser met net als metafoor van diepte, het verwerken en vertalen van het verleden R = psalmist, persoon met een mes, de liturgische literatuur als een smeedkunst, de smid S = de verhalen verteller van de proza N = de peddelaar N is een soort Noach-persoon of Nun (Egyptologie). In de Bilha, deel I, boek 28, wordt deze letter besproken : 28. SARAM 1. De vrouwelijke Noach is N. Kwam Zij niet tot u met vele schepen om u te nemen tot de afgrond van Saram, wat door de Romeinen Mars genoemd wordt ? 2. Ziet, Zij waarschuwde u voor lange tijden, maar gij luisterde niet naar Haar. 3. Zo kwam Zij om uw wereld in vuur te laten vergaan. 4. In de dieptes van Saram gaf Zij u nieuw leven, en opende uw oren. 5. Volg Haar dan, en luister naar Haar stem. 6. Zij spreekt in vuur, het vuur dat uw wereld verbrandde. Ook is het een beeld van Heka, de peddelaar van de boot van Ra in de Egyptologie (Aker, Hagar, Haggaï). Het heeft dus zowel een mannelijke als vrouwelijke pool. Het is een nomadische letter, wat ook de eerste letter is van NOD, het land van de nomaden, als de tocht door de moeder NOD (Neith). De N roept dus op om progressief te zijn, om door te blijven vertalen. Krishna, charis-N, was geboren in een gevangenis, en werd een herder omringd met herdersmeisjes, genaamd de Gopi's, wat ook een Sanskrite parallel is van de Egyptische Geb, gp, de aarde. Gopi betekent ook natuur in het Sanskrit. De Gopi's zijn de vele reflecties van het Krishna-principe, wat een loonsprincipe is (charis), en het inprinten van de wet (charash). In de Rasa Lila, het hemelse spel of speelgoed, verandert Krishna in een heleboel Krishna's, een wonder wat door de Gopi's wordt aanschouwd. Zo sterven zij af aan de lagere aardse wil, wat ook een betekenis is van het Geb (gp) principe wat hieraan parallel loopt in de Egyptologie. Ook komen veel van deze principes weer terug in het christendom. Als de regenboog opkomt, dan mag het kind niet met het badwater worden weggeworpen. De gnosis is geen nazi. Op basis van de demonologie kan alles cryptisch aan elkaar gepast worden. Krishna heeft een mannelijke en vrouwelijke pool, zoals ook de Aramese Jezus. Die was in de mythologie ook een herder, en geboren tussen herders. Hij had vele vrouwen om zich heen die gezien kunnen worden als de gopi's, zoals Maria Magdalena en andere vrouwelijke volgelingen. De gb, gp wortel beeldt de verbinding met de moeder aarde en de natuur uit. Hier is ergens een belangrijk kruispunt tussen de Egyptologie en de Indologie, als een brug tussen twee parallellen. De gopi's volgden de fluit van Krishna. De fluit is ook een symbool van de smid die alles in elkaar doet passen. Zo maakt het krs-n-principe (charis-n) contact met al je verloren delen. Het is een esoterische fluit, de bouwer van de proza. De proza is de opslagplaats van de gnosis. De fluit is transcendentaal, belangrijk om los te weken van de lagere aardse materialistische sferen. De fluit hoeft niet noodzakelijk muzikaal te zijn, maar is een abstractie van het spelen met woorden en taal. Charis-N is een beeld van het heilige speelse in de mens, de diepte-creativiteit. Het kan zo allerlei drama van het lagere aardse schijn-zelf gaan transmuteren.
314 Online Touch Home