Hoofdstuk 29. De Indologische Wortel van Ezau Omdat het Hebreeuws oorspronkelijk geen klinkers had is de verbinding tussen Esav en Shiva nog duidelijker, want Ezau was gewoon SV in het Hebreeuws. Shiva bedelde in zijn Bhairava vorm van de nomadische bedelaar tot Vishnu om 'het rode', en ook zijn vrouw gaf hem eens een kom met het rode om zijn toorn te kalmeren. Bhairava is in het Sanskrit de heilige vreze, oftewel de heilige voorzichtigheid, die nodig is om de tempel te betreden om tot de dharma te gaan, de heilige leer. Bharaiva is dan ook de woeste sleutelbewaarder van de tempel en de dharma, als een dharmapala. Pala betekent beschermer, beveiliger, en ook de bedelaarskom, in de zin dat deze taak alleen goed gedaan kan worden als er overgave is, toewijding. De pala is de beschermer van de aarde, ook in de zin dat hij bedekt is met de aarde. Vandaar dat Bhairava ook wel Mahalaka wordt genoemd, de zwarte, de met aarde bedekte, als een wildernisbewoner, wat een teken is van absorptie en vermenging (exotisch). Hij heeft dus een kom of schedel gevuld met bloed, wat de onderwerping van het schijnzelf van illusies betekent, en hij staat op de zon, als een beeld van de verlichting en de ontwaking. Dit komt ook weer terug in Openbaring 19 : 17 En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods. Ook houdt de vrouw op het beest in de wildernis een kom met bloed vast. Mahalaka betekent ook "beyond time and death" in het Sanskrit, en hij komt ook voor in het boeddhisme. Het is de verwoestende kracht van Brahman, het Oneindige Zelf. Uit Brahman kwam Abraham voort in het Judaïsme, uit wiens bloedlijn ook Jakob en Ezau kwamen. Mahalaka wordt ook wel de Heer van de Tent genoemd. In Japan is hij één van de zeven "geluks" goden, als Daikokuten, in de zin van een god van fortuin, weelde, en esoterisch gezien gaat het dan om de onnaspeurlijke weelde van de natuur-gnosis. Ook in Japan is hij net als de Hebreeuwse Ezau een archetype van de jager. Bhairava moest de kapali eed afleggen. Kapala betekent schedel, als een bedelaarskom, en deze eed houdt in naar de wildernis te gaan om daar een nomade te zijn, naakt en bedekt met de aarde, met een bedelaarskom, als een beeld van nederige overgave, wat dus ook weer terugkomt in het Jakob en Ezau verhaal waarin Ezau de wildernis ingaat en uiteindelijk bij Jakob bedelt om het rode. Het pad van Ezau is dus het bhakti pad waarin hij afsterft aan zijn aardse rechten, zijn eerstgeboorte recht, als het pad van zelf-opoffering en overgave. Ook Yeshua (Yah-Shu, de wording van Ezau) liet in de oorspronkelijke gnostisch-Esseense mythologie zijn hemelse rechten achter zich en vernederde zich door naar de aarde te gaan. De schedelkom is dus een beeld van het afleggen van het lagere aardse zelf, de lagere wil, ook in de zin van het inzicht krijgen in de psychologie ervan. Telkens komt alles terug op de kennis. Zonder diagnose is er geen genezing. Inzicht is de weg. In dit opzicht mogen we daar om vragen op het pad van Bhakti, met een lege kom. We komen zo tot de oneindige kennis en vragen haar om ons te vullen. Dit is een daad van overgave. We stellen ons zo open voor het oneindige. Als wij niet leeg zijn van onszelf, dan is dit onmogelijk. Het gaat dus om de keuze leeg te zijn, en niet met allerlei smoesjes te komen. De schedel die we opheffen is de schedel van het schijnzelf. Zonder zelfopoffering en zelfverloochening is het bhakti pad onmogelijk. Het is een meditatie, een
337 Online Touch Home