382

Psalm 6 7 Ik ben moede van mijn zuchten; ik maak mijn bed den gansen nacht nat; ik doorweek mijn bed met mijn tranen. 3 Ik ben verzwakt; mijn beenderen zijn verschrikt. 4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; hoe lang? 8 Mijn oog is doorknaagd van verdriet, verzwakt, vanwege al mijn tegenstanders. 11 Al mijn vijanden zullen zeer beschaamd en verbaasd worden; zij zullen terugkeren, zij zullen in een ogenblik beschaamd worden. Psalm 6 is een diep duister gat van nachtmerries, waarin David neerdaalt op zijn bed. Hij is omsingeld door de werkers van de ongerechtigheid, de "wil niet" en "weet niet" generatie. Hij wordt vals berecht, maar hij weet dat de ware uitverkiezing veel dieper ligt, en dat door dit hemelse metaal de vijand toch uiteindelijk moet loslaten en beschaamd zal worden. Psalm 7 9 De Heere zal den volken recht doen; richt mij, Heere, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is. Het richten, oordelen, is in zowel het Hebreeuws als het Aramees het maken van beslissingen, het verkiezen. We zien hier dat die verkiezing volledig gebaseerd is op David's eigen gerechtigheid, en het zal niet verder komen dan dat. David ontvangt dus het recht in de mate waarin hij rechtvaardig is, wat weer wijst op hoe de heilige uitverkiezing werkt. In het Aramees gaat dit om een studie, een analogie, waarin tot diepte-begrip wordt gekomen. Alle andere systemen van valse, menselijke verkiezingen zullen hierop stukbreken. Wij mogen dus hier ook lezen : "De Heere zal den volken uitverkiezen; verkies mij uit, Heere, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is." Die uitverkiezing stippelt dus het gehele pad uit, en is niet alleen maar beperkt tot toegang tot God. De heilige uitverkiezing mag ons leiden, stop voor stap. Het verkiest ook ons pad, en de mate van tucht die nodig is in ons leven. 10 Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft (toetst), o rechtvaardige God. Wij kunnen ons uitstrekken naar het oordeel over de lagere wil van de mens die ons onderdrukt, maar wat houdt dit oordeel in ? In vers 10 gaat het om het toetsen, en dat ligt geheel in de handen van de mens zelf. De mens zal zelf moeten leren toetsen en daardoor onderscheiden, wat in het Hebreeuws en Aramees ook bij de uitverkiezing behoort. Menselijk toetsen, menselijk onderscheiden en oordelen is niet waterdicht en maakt grote brokken. Vandaar dat de mens moet

383 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication