12van Dan Achiëzer, de zoon van Ammisaddai; Dan is de stam van Simson, die zijn geheim en zo ook zijn leven verkocht aan de vrouw die hem hiertoe verleidde, in ruil voor gemeenschap. Dit is ook parallel lopend aan het Adam en Eva verhaal, aan het Jakob en Ezau verhaal, en aan het Ruben en Bilha verhaal. Het is een allegorie van het sterven van het ego. 13van Aser Pagiël, de zoon van Okran; De stam van Aser is de stam van de profetes Anna (Lukas 2:36). Zij was altijd in de tabernakel, en dat is ook wat haar naam betekent : het wonen in tenten, chanah. 14van Gad Eljasaf, de zoon van Reüel; Gad betekent het komen tot het bloed van de vijandelijke prooi. 15van Naftali Achira, de zoon van Enan. Zowel Dan als Naftali waren zonen van Bilha en Jakob, als een dualiteit. Naftali was ook een vissersstam. Dan, de DN-wortel, komt van Eden, wat de Hebreeuwse vorm was van de Egyptische aten, ten, de schorpioen, als het oorspronkelijke paradijs, een beeld van de baarmoeder. Sa-aten, of Sa-ten is de kennis van het paradijs, van de hel. Ten komt van de Orionse oan-wortel. Oan is een Orionse liturgische benaming voor het paradijs. Oannes was een Mesopotamische vissersgodin, wat in het Nieuwe Testament voorkomt als Ioannes, Johannes als de Orionse Oan-Sa, de kennis van Oan. 16Dit zijn degenen die uit de vergadering moeten worden opgeroepen, vorsten van de stammen hunner vaderen; hoofden van Israëls geslachten, van duizenden zijn zij. De geroepenen, qariy, zijn in de worteltekst de gevallenen, zij die aan hun ego zijn gestorven, door een geweldadige ontmoeting, zeer plotseling en onverwachts, wat ook de betekenis is van Bilha. De Bilha, het vierde grote boek van de Tweede Bijbel, is de plotselinge en overwachtse, geweldadige dood van het ego. Het ego zag dit niet aankomen, en wordt er totaal door overweldigt. De vorsten, de prinsen, zijn de opgenomenen, nasiy-nasa. Zij zijn de "getrouwden". De Egyptische nas-wortel is de roeper, wat ook een titel van een god is. De nas-ra is een intercessor tussen ra en de mens, als een middelaar. Dit is weer een bewijs van hoe dicht het Hebreeuws ligt bij het Egyptisch. De nash is namelijk de machtige, de grote, wat in het Hebreeuws zowel de nasiy als de saddai is, de geweldadige dood (aan het ego). De Egyptische ns-wortel is ook een deel van een kroon. De nswortel (nhs, nehes) betekent ook het ontwaken en de waakzame, en was een wachter op de boot van Ra. Ook betekent het de rebellen, soms als een naam voor Set, de god van de wildernis, de storm en de duisternis. Zij zijn de vervuilden, de afgedaalden. De Nesu (ns) was de koning van Zuid-Egypte, en een algemeen woord voor koning, wat dus nasiy (ns) werd in het Hebreeuws. De Egyptische nesu in het Zuiden van Egypte droeg de witte kroon (stn) van afzondering, van het afdalen en opkomen, wat dus een shamanistische taak inhield. Dit is dus de Egyptische oorsprong van het satan-woord, het gaan in de diepte en zo opgenomen te worden, opkomen, als het werk van de
512 Online Touch Home