door de uurgodinnen tot het Woord, als een metafoor van timing. Timing is een metafoor van verbinding. Verbinding is een metafoor van zijn. 33Tot Merari behoorde het geslacht der Machlieten en dat der Musieten; dit waren de geslachten van Merari. Merari draagt zorg voor het fundament van de tabernakel, van mer in het Egyptisch, dood. Het fundament wordt alleen gevestigd door de dood van het ego. Een ander Egyptisch woord voor dood hieraan verbonden was mut, van ammut (ammit, amoet), de grote dood, de verslinder van de harten en de zielen in de oordeelshallen van Moad. Amoet was deels krokodil, deels nijlpaard en deels leeuw. Het Hebreeuwse woord voor dood, muwth, kwam hieruit voort. In het Egyptisch was de dood een gids (mer). Ook was Mer de godin van het achtste uur. De naam van het achtste uur was de godin van de diepte van de nacht, die hen die er doorheen gingen leidde. De dood wordt ook een medicijn genoemd in dit uur. Dit uur gaat in de Amduat over zij die op het zand zijn, een mysterie van Hr, Horus. Zij zijn op het teken van kleding, bedekking, oftewel van restrictie. In de achtste grot van dit uur zijn vier godinnen, waaronder Zij die bedekt, de Donkere, Zij die decoreert, versierd, Zij die verzoent. De naam van de grot is Zij die haar beelden bedekt, omhuld. De duisternis van hen die op het zand zijn wordt dan geopenbaard (verlicht) door het vuur wat in hun mond is. Haar voeten, haar Ba-ziel wordt geopenbaard, oftewel haar diepte. Dit gebeurt in de negende grot, waarin de aarde wordt opengehakt, en in het tiende uur waarin alles verslonden en getransformeerd wordt door het aarde vuur, het vuur van de mond. In het achtste uur van het boek der poorten dragen twaalf goden het touw van de restrictie en de verzoening, wat geboorte geeft aan de mysteriën, de openbaringen. Dit touw is een verslindende slang. Dan begint het touw te branden, en de slang wordt genoemd : sty-hr, hij met het vlammende gezicht. Dan wordt de oer-duisternis en de verborgen ruimte verlicht, geopenbaard. Het brandende touw is ook een beeld van de wedergebondenheid. Een andere Egyptische wortel is mau-her, de spiegel die het gezicht toont, als de weerspiegelingen door de dood, verbonden aan Ma-her, de wachter van het vierde uur van de nacht. Dit gaat over de tocht door de woestijn vna Sokar, wat ook weer terugkomt in de Mozes-mythe. Hier sterft het ego van de mens af, zodat het fundament van de tabernbakel gelegd wordt. Mer is ook een woord voor woestijn. Het Aramese woord voor Heer, Marya, komt hier uit voort, en ook Maria in het NT, de moeder van Jezus. Jezus was "de bedekker" (van zonden, door zijn bloed), als de restrictie. Maria is dus in de Egyptische diepte de godin Mer van het achtste uur, de diepte van de nacht. 34Hun getelden, overeenkomstig het aantal van allen die van het mannelijk geslacht waren, van één maand oud en daarboven, waren zesduizend tweehonderd. Zes is het getal van de dienstbaarheid. Mannelijk, zakar, Hebreeuws, zij die tot verstand zijn gebracht. Maand, chodesh, Hebreeuws, de besnedenen. 35En het familiehoofd der geslachten van Merari was Suriël, de zoon van Abihaïl. Zij legerden zich langs de tabernakel aan de noordzijde. Suriël betekent God is het overweldigende touw. Abihaïl betekent draaiende legers (Hebreeuws,
547 Online Touch Home