563

9. Iemand die besmet is met onverschilligheid en geen zintuigelijke discipline heeft, en niet leeft vanuit de diepte in waarheid, maar met oppervlakkige leugens om de zintuigen te bedriegen, die is het geverfde schort niet waardig, ook al draagt hij het. Dit komt ook terug in het NT, in Openbaring, dat hij die op het witte paard zit de naam Getrouw en Waarachtig draagt, en een schort in bloed geverfd, als het beeld van het metaforische oorlogsbloed, een beeld van de strijdvruchtigheid. Onverschilligheid staakt de strijd voordat het daarvoor de tijd is. Als men dan toch met dit schort gaat rondlopen dan is het geroofd. 10. Hij die niet besmet is met onverschilligheid en zintuigelijke discipline heeft, en leeft vanuit de diepte in waarheid, zonder oppervlakkige leugens om de zintuigen te bedriegen, die is het geverfde schort waardig. Dit is het tegenovergestelde vers. Het bevlekte schort is een teken van puurheid, want de mens laat zo zien dat hij hard aan zichzelf heeft gewerkt, en geen smetvrees heeft gehad in het gevecht met het ego. Zij die onverschillig zijn bevlekken zich niet. Zij zitten met hun poederdoosjes in de stad, op hun hoge gouden troontjes, opdat er geen vlekje en stofje in hun buurt komt. Met giftige, agressieve schoonmaakmiddelen vernietigen ze alles wat natuurlijk is en echt, en komen zo in een leugenachtige realiteit, in een glitterwereld van illusies. Hier hoeven ze niet voor elkaar te zorgen, maar alleen maar elkaar af te katten, het liefst zo snel mogelijk, zodat zij de eerste klap hebben uitgedeeld voordat iemand anders dat kon doen. Ontzettend laf natuurlijk. De eerste klap is een daalder waard. De "hit them before they hit me" mentaliteit. Daar zitten ze, hoog in de stad met hun oma knotjes, alles keurig netjes, mogelijk met stropdasje, en maar apathisch doen. Maar ze maken zich vuil met het bloed van de onschuldigen, met bloedgeld. Dit is niet waarlijk het heilige bevlekte schort, maar namaak. Pas op voor namaak in de stad. Blijf verbonden met de natuur. 11. Omdat zij verkeerde motivaties en prioriteiten hebben draaien zij alles om. Dat wat geen waarde heeft zien zij als waardevol, en dat wat waardevol is zien zij als waardeloos. Zo komen zij nooit tot de kern aan. In de stad wordt alles omgedraaid. Daar kun je de klok op gelijkstellen. De stad leeft tegen de natuur in, juist ook om de natuur te vormen. Dit heeft de natuur dus nodig en doet de natuur zelf. De natuur moet dus een schijnwerkelijkheid oprichten om in gevecht hiertegen tot de diepte te gaan, tot de kern. Dit doen de hersenen dus zelf, maar de hersenen mogen hier dus nooit aan toegeven. Het is een natuurverschijnsel. Het is niet echt, en het zal ook niet zo blijven. Het zijn de steigers die verbrand zullen worden als het gebouw klaar is. Er zijn ingewikkelde wetten van weerspiegeling en echo in het bestaan. Dat kun je niet tegenhouden, maar dat moet je verwerken en begrijpen. Ook moet je er dus tegen strijden wanneer het daarvoor tijd is. De natuur is niet onverschillig. In het verhaal rekent de natuur er dus ook mee af. De natuur gebruikt het om zichzelf te kastijden, om de diepere bronnen van schepping en creativiteit aan te boren. De natuur heeft geen andere keus, en het is dus een noodzakelijk kwaad. De natuur zoekt soms dit soort confrontaties op om antistoffen aan te maken. De natuur als schrijver verzint een hoofdpersoon en ook een tegenspeler, om zo het verhaal te leiden tot de diepere kennis. Er moet altijd een bepaald conflict zijn om tot de diepte van iets te komen. Er moet altijd een uitdaging zijn, een passie die door iets getest moet worden, anders is het waardeloos.

564 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication