110

rust. 43. Job's vlees was bekleed met vuil. 44. Het stof van het paradijs is het laatste oordeel, waartoe alles zal terugkeren. 45. Wij moeten leven vanuit de stof van het paradijs. 46. Hiermee worden we bedekt, zinken hier in weg, om tot een strijder te worden, bewapend te worden, en ontwapend. Het is de plek van herschepping. 47. Het is de klaagsteen, het zand van de klaagrivier. Zo overwinnen wij het vlees. Wij komen van het vleselijke klagen tot het geestelijke klagen. 48. Het is als het thuiskomen. Hier kwamen wij uit voort, en hier zullen we tot terugkeren. Hier vinden we Urim en de Thummim terug. In het stof van het paradijs is afgerekend met de vijand. 49. Wij moeten de erfenis op waarde leren schatten en niet zomaar verwerpen, of in het tegenovergestelde : aanbidden. 50. Het voorgeslacht liet ons een gevaarlijke, onvertaalde erfenis achter, vanuit het verstandelijke stenen tijdperk. 110 51. De erfenis moeten we op waarde leren schatten. Niet zomaar verwerpen, niet zomaar aanbidden. 52. Wel moesten wij door deze bedeling heen, want er was geen andere weg gegeven. Het pad was juist opgesloten hierin, dus we moesten wel. 53. Ons voorgeslacht was in gevecht met deze gevaarlijke, onvertaalde erfenis, omdat dit nu eenmaal regeerde. 54. Zij wisten nog niet hoe de paradijselijke stof toe te passen. 55. Ons werd dit in de stad aangesmeerd, terwijl de wildernis werd verworpen. 56. De roep is nu om terug te gaan tot het paradijs. 57. Breng alles tot de paradijselijke stof, echt alles. Zorg ervoor dat je niets overslaat, anders zal het zich tegen je keren, en je tegen houden. 58. Alles moet dus vervangen worden door de paradijselijke stof.

111 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication