1193

onderworpen. Ja, steeds zal ik tot U wederkeren. 32. Laten uw woorden en gedachten mij leiden. 33. Morgen is er ijs, de prijs van de herfst, de winter komt. 12. Visser van de hemel 1. Wie mag naad'ren tot uw tent, Alleen wie de volharding kent. Zij die in de arena hebben gestreden, en niet blindelings vertrouwen, zullen uw vesting bouwen. 2. Wie mag op uw berg gaan, Hij wie in de arena heeft gestaan, Niet in overmoedig vertrouwen, Maar alle dingen heeft onderzocht, IJverig het werk gewrocht. 3. Wie mag er komen tot uw tent, Hij die zich op de hemel heeft afgestemd, Niet op de ijd'le dingen der aarde, Niet op het tijd'lijke zonder waarde 4. Wie mag er komen tot uw rivier, Hij die niet leeft voor slechts plezier, Maar in het leren een liefde heeft, 1193 En voor de gedachte te zondigen beeft. 5. Visser van de hemel is hij, Die mindert bij alles wat hij doet en neemt, Sober zijn woning geleemd. 13. Wie zal aan vijand's hand ontkomen 1. De vijand gaat woest tekeer als een brullend beest, De vijand roept : vertrouw, vertrouw, Maar ik zeg : strijd en bouw, Wie zal dan aan de vijand ontkomen, die komt met zulk bedrieglijk licht, Slechts hij die zal roepen : ontwaak, ontwaak, Slechts hij die wacht op 't hemels zicht 2. Wie zal aan vijand's hand ontkomen, Zij die de strijd vereerd, Niet de hand onnozel strelend, Niet met de steekpenning heeft gehoereerd 3. Wie zal aan vijand's hand ontkomen, Hij die zich op rechte paden begeefd, Zich niet met de zondaar verweefd. 4. In de wildernis, in 't woud,

1194 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication