1535

wij Uw weg. Leidt ons, neem ons mee. 25. Overstroom mij met uw gloed, een bloeiende, groeiende ochtendvloed. 26. Ik groei wanneer gij mij aanraakt. Ik bloei, wanneer gij aan mij denkt. 27. Ik kom altijd tot uw holen. Ik ben nog nooit zo diep geweest als nu, in de dieptes van uw velden, kom nu, en doe mijn diepste verlangens ontwaken. 28. Tot dit paradijselijke eiland, zij is de veldhemel, de Hemelse. Overstroom nu ook mij, vergeet mij niet. Laat mij binnen in U, ik ben gemaakt aan U gelijk. 29. Bescherm mij tegen de kou. Mijn hart is zo koud, ik ben als een blok hout, tot U mij kust, dan ontwaak ik tot hartelust. Dan voel ik alles in mij bloeien. 30. Tot Uw dieptes ben ik gevlucht, want de vijand zat mij achterna, nu heb ik haar gekust. Steeds zoek ik naar U, steeds droom ik over U. Vaak kan ik er niet van slapen, het maakt mij zo moe. Heel mijn leven geef ik U, waar moet ik anders naar toe. 31. Zij zitten mij op de hielen. Tot U kan ik vluchten. 32. In veiligheid kom ik, maar ik kan uw woonplaats niet vinden. Hoelang zal het nog duren. Neem mij aan, ik ben een arme, te zwak om tot U te komen, maar te sterk om door de vijand te worden 25 weggenomen. Neem mij aan, ik ben een arme, ik kan uw woonplaats niet vinden, alles stroomt van mij weg. 33. Toe, leidt mij, breng mij terug op het pad. 34. Ik hoor Uw stem in de verte, maar gij laat Uzelf niet snel kennen. 35. Zij hebben mij bedrogen, en daarom vlucht ik tot U. Ik ben nog niet tot Uw woonplaats gekomen, maar stil en stap voor stap zal mijn droom uitkomen. 36. Hebt gij mij ooit gehoord, toen ik tot u bad. Hebt gij mij ooit gezien hoe ik naar u verlangde. Mijn hart bonsde reeds toen ik jong was in mijn hoofd, toen ik gedichten tot u zond. Gedichten van volwassen taal, maar gij hebt mij tot de wildernis gezonden. 37. Hemelse der bergen, denkt niet dat ik sterk genoeg ben de haaien te bevechten. Ik ben nog jong, en zwak. Straf mij niet te zeer. Denk niet dat ik wijs genoeg ben filosofen te misleiden. Ik ben nog een kind, teer en hulpeloos in de woeste hand der aarde. 38. Vorm mij als klei, maak mij sterk in Uw hand. Maar gij hebt mij enkel zwakheid gegeven, in een droomwereld verkeer ik nu. Ik ben te zwak om op te staan. Een woesteling ben ik nu, op mijn reis heb ik nooit rust. 39. Voer ons door de donk're dagen, leer

1536 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication