stelt dat de armen van geest hen zijn die heel voorzichtig met het geestelijke omspringen. Zij zijn niet overgeestelijk. Zij gebruiken het met mate, omdat het om de hoogste wijsheid van de ziel gaat, oftewel de ziel van de hemelse kennis. Zij gaan bescheiden om met het geestelijke, niet opgeblazen. 23. Augustinus was vurig gericht tegen het materialistische denken, en stelde dat God niet met de ogen gezien kon worden, maar met het hart. Hij noteerde het als een dwaasheid wanneer God op een materiele manier benaderd werd buiten het hart om. Hij vocht tegen de materiele kennis die opgeblazen maakte, de bedrieglijke kennis van de dwazen. Hij maakte zo een filosofisch stelsel van rechtvaardigheid, want hij stelde dat God rechtvaardig was, waarin sommige zonden een straf waren op andere zonden, als een lange keten. Zonde veroorzaakt zonde, totdat de cirkel rond is, en de zonde ten onder gaat. 24. Dan wordt er in de bergrede het belang van het hongeren genoemd, het hongeren naar gerechtigheid. De arme is altijd weer op zoek naar de bron, terwijl de rijke denkt dat hij alles al heeft, maar tegelijkertijd meer rijkdom wil. De arme gaat rouwend door het leven omdat hij kan zien wat er mis is, terwijl de rijke 640 niets door heeft, eet en slaapt. De rijke is gelukkig in zijn onwetendheid. Hij negeert de arme en de armoe en geeft alleen om zichzelf. Zolang hij maar hoog en droog zit, en 'na mij de zondvloed'. Hij denkt ook niet aan de komende generatie. Alles draait om het ego, zo ook in de kerk. 25. Het leven is ijdelheid volgens Augustinus. De arme ziet hoe iedereen slaaf is tot de zonde, hij ziet de ketenen, hoe een ieder slaaf is van de boze geesten, en hij rouwt, terwijl de rijke plezier maakt. Maar dit plezier is slechts tijdelijk. Het is maar een droom en op een moment moet ook de rijke wakker worden. 26. Augustinus waarschuwde voor de ijdele glorie van de rijken. Augustinus was een filosoof, geen farizeeër. Hij stelde dat een mens grotere rechtvaardigheid moest hebben dan de farizeeërs. Hij sprak over het grote verschil tussen de zogenaamde 'rechtvaardigheid' van de farizeeërs, en de grotere rechtvaardigheid. 27. Augustinus nam de stad in door de wildernis, liet het mengen, opdat er een pad terug was tot de wildernis. En die wildernis is de wildernis van Betelgeuse West, wat helemaal doorloopt tot het Oan
2151 Online Touch Home