2169

onmiddelijkheid bestaat zo alleen nog maar als een relatie, en omzeilt het 'hier en nu'. 49. Het 'nu' is weggesijpeld, doordat het ontleed werd. 50. Het 'nu' is dus eigenlijk een allegorie van het zintuigelijke. Dieren zijn niet van deze wijsheid uitgesloten zijn, en zij zijn juist veel dieper ingewijd hierin, want zij blijven niet bij de zintuigelijke objecten stilstaan alsof die objecten in zichzelf bestaan. Zij zijn wanhopig over de realiteit van deze dingen, in de totale zekerheid dat deze dingen absoluut waardeloos zijn. Zij helpen zichzelf en vernietigen de zintuigelijke objecten, en de gehele natuur verheugd zich wanneer deze geopenbaarde geheimenissen getoond worden over de zintuigelijke objecten, stelt hij. 51. Hij stelt dat er niet gezegd kan worden wat er bedoeld wordt, omdat het object ontoegankelijk is voor de taal van het bewustzijn, dat wat universeel is. Hij stelt dat het een onmogelijkheid is. Hij stelt dat de spraak een hogere natuurlijke eigenschap bezit die onmiddelijk elke betekenis omdraaid om er iets anders van te maken, zodat de mens alleen door ervaring leert wat in feite de waarheid is van de zintuigelijke zekerheid. Hij stelt 659 dus eigenlijk dat het Woord niet goedkoop is, en niet materieel. Het Woord is abstract om elke betekenis om te draaien zodat de mens er niet zomaar mee weg kan lopen. Het is dus een soort beveiliging. Hij stelt dat de mens niet het onmiddelijke moet kennen, maar moet leren waarnemen, leren onderscheiden. 52. Hij stelt dat de onmiddelijkheid nooit tot de waarheid komt, want het gaat om het universele. Zodra een object beweegt ontvouwt het zichzelf, worden de momenten getoond. Het laat een bepaalde context zien, het universele. Hierin is alles inbesloten. Het object ontkomt daar niet meer aan. De beweging is dus de sprekende, de onderscheidende. Ook laat het object zo alle tegenstellingen zien, en de samenstelling, in de dialectiek. In de beweging zien we het essentiële en het niet-essentiële. Het kaf groeit op met het koren. 53. De weelde van de zintuigelijke kennis ligt in de ontleding, de waarneming, de onderscheiding, en niet in de zekerheid van de onmiddelijkheid. Hij toont dus eigenlijk aan dat de mens wat stappen moet terugnemen, want de mens is gevangen in de onmiddelijkheid en kan zo niet onderscheiden waar het op aankomt. De mens wordt voortdurend bedot en bedrogen door de onmiddelijke

2170 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication