2. Uw gesel is tegen de vijand, En Gij doorziet alle dingen 9. Zij is rechtvaardigheid, en zij heeft in deze rechtvaardigheid volhard, Daarom kent zij geen mededogen. 3. In de ochtend sta ik vroeg op om U te zoeken, Ik kom tot U waar U baadt. 4. In de diepte van Oan begint het te regenen, Waar alles ombuigt en elkaar niet meer herkent, Dichtbij haar komen kunt gij niet 5. Ziet, zij is als een beest, En zij is op jacht, Zou zij daarom medelijden hebben ? Heeft zij dan geen kinderen om te voeden ? 6. Waarom zegt gij dan tot de jager : Schiet geen pijl ? Waarom zegt gij tot de slager : Steekt niet met uw mes ? 7. Ziet, meedogenloos is de hemel, Zij bidden tot haar, maar zij hoort naar hen niet, Zij doet hen vallen, Ja, struikelen doet zij hen op het strijdveld, 8. In de diepte van Oan leeft zij, Waar zij droomt. 1183 10. Waarom vraagt gij mededogen aan uw maker ? Weet uw maker niet het best wat goed voor u is ? Ziet, zij is het goede. Zwijg toch, oh mens, want gij bent maar een zucht. 11. Ziet, de hemel is rechtvaardig, Rechtvaardiger dan de mens is, Dus laat af. 12. Zoudt gij de hemel dan tegenhouden ? Ziet, een dwaas bent gij. 13. Nee, gij begrijpt de hemel niet, Stil gaat zij haar weg, en overweldigt de vijand in de nacht. 14. Sluw is de hemel, Dwazen denken haar te kunnen misleiden, Maar altijd eindigen ze in haar strikken. 15. De hemel roept, maar zij luisteren niet, En daarom zullen zij voelen. 16. Daarom is de hemel een jager,
2694 Online Touch Home