2699

Als de nachtwacht staat u daar, 17. Uw Woord opengeslagen, Ons leidende tot de dieptes van het bestaan, Waar gij uw woning hebt. Gij hebt de sleutelen, in uw Woord tot ons getoond. 8. Gebed in wanhoop en nood 1. U kent de woningen van mijn zeeen, die op hoge palen zijn. U weet dat alle dingen zo ver van mij staan. 2. Alles glijdt steeds door mijn vingers, zoveel schepen zijn vergaan. De tentingang van mijn hart kan ik nooit vinden. Ik kan alleen staren, maar ik zie steeds dezelfde dingen. 3. Ze zijn zo ver weg. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik glijd steeds weg, en ben zo blind. 4. U kent de wateren van mijn hart. Ik zink steeds te diep om iets zinnigs te zeggen. Ik kan mijn leven niet meer vinden. Ik ben op een dwaaltocht zonder iets te vinden. 5. Het is alsof ik al tijden de weg niet 1189 meer kan vinden, alsof paden zijn dichtgegroeid. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik leef in diepe afgronden en kan nergens heen. 6. U kent mijn diepten, daar waar nog steeds de beesten leven. Ik word gegeten dag en nacht. Ik zak steeds dieper. 7. Ze hebben het op mijn leven gemunt. Zij spreken zoete woorden om mij te verstrikken. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik durf niets meer aan te pakken, want alle wegen leiden hier naar de dood. 8. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Is dit mijn bestemming in deze holen ? Ik ontmoette U in uw holen, en ik was bij de geheimenenissen van de zee. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik kan nergens anders heen. 9. In Uw Wil wil ik gaan. Uw woorden drijven mij naar diepe stilte, waar U zacht fluistert. 9. Oorlogspsalm van de stilte in tijden van vervolging en ballingschap 1. U heeft Uw wateren gezonden, en Uw winden leiden mij. Heersers staan mij

2700 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication