1. Geduldig maar streng, Het spaart het kind niet, als het kind tot het vreemde moet gaan, maar blijft wel altijd achter het kind staan met haar warmte. Zij laat haar kinderen alleen in de duisternis opdat zij zelf het pad vinden, Zij leidt haar kinderen tot het vreemde. 2. Waar onoplettendheid heerst neemt zij haar kans, en sleurt zij kinderen naar haar holen, Waar zij wedergeboren worden als haar kinderen. 3. De stad is zwak in haar ogen, niet bestand tegen haar geheimen. 4. Zij leidt haar kinderen tot de geheimen van het bos, En in de nacht vaagt haar stem weg, opdat zij het vreemde zullen zoeken. Zij zendt haar kinderen als boodschappers tot het vreemde. Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hen die goed nieuws brengen. Het vreemde is een droom tussen waken en slapen, als een tussenslaap. Als de moederborsten die neervallen van de grote kerk, om de doden te voeden. 5. Wat als haar kind spastisch zou zijn ? Zij zou blij zijn als het vreemde haar kind 1219 zou helpen. Telkens weer kijkt zij hoe ver het kind is. Wat als haar kind geen armen zou hebben ? Zou het vreemde dan niet helpen, en zou zij het vreemde niet toestaan ? 6. Vergeet het binnennemen van de vreemdelingen niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, hemelgezondenen binnengenomen. Maar gij sprak : het vreemde heeft ons overweldigd. Zij hebben onze kampen en holen ingenomen. 7. Zij is een stille getuige van deze dingen. En gij sprak : Is het vreemde niet tot vijand geworden ? Maar gij was zelf de vijand. Hoe lieflijk zijn op de bergen dan de voeten die goed nieuws brengen ? Maar gij hebt niet willen luisteren. 8. Zij gaat altijd haar kinderen vooruit, en onderhandelt met het vreemde, maar gij hebt het niet begrepen, en jammerde en klaagde. En zij bekommerde zich er niet om. 9. Niets is geduid, ze treft bewust haar doel niet,
2730 Online Touch Home