2833

iedereen had al een passend hoedje op. Dus waarom moesten Ishmael en Ezau dan roet in het eten gooien ? Ishmael en Ezau stonden voor de twijfel, de onzekerheid, het toetsen, want de zelfverzekerdheid en oververzekerdheid van de stad was vals en overmoedig. Oh, wat was de stad hoogmoedig en egoistisch. Ishmael en Ezau konden er niet meer tegen. Ze hadden lak aan al die rechten en wetten, en alle spelletjes van status en familie positie. 28. Ze verlieten de veilige stad om op zoek te gaan naar de verloren en vergeten schapen in de wildernis, de armen, de verbannenen. Hiertoe bouwden ze Rebekkah, als een schuilplaats voor de verworpenen, de achtergelatenen, de vals beschuldigden. 29. Het begint met de oerchaos, de oertwijfel, als wapen tegen de valse, overmoedige zelfverzekerdheid en oververzekerdheid van de stad. Het gaat over het wachten op de bijzondere, speciale nacht, over het geduld. Ongeduldigen hebben alles al geordend. Zij wachten niet, dus maken er zelf een potje van, bouwen zelf een feestje en nemen het recht in eigen handen. Geen tijd om te lijden, geen tijd om advies in te winnen, onderzoek te doen. Neen. Alles moet snel, snel, liever afgerafeld dan 1323 helemaal niet. Nee, deze dag is vals. Daarom moet de nacht komen. En dan zal de mens op zoek moeten gaan naar de bijzondere nacht, maar de mens zal het niet vinden, omdat de mens eerst aan zichzelf moet sterven. 30. Wie zoekt zal niet vinden. Het kan niet geforceerd worden. Het is iets van de natuur. Daarom moet geduld geleerd worden. Alleen de geduldigen kunnen de hongerbelasting betalen. Het is iets persoonlijks, iets diep binnenin, als een gewoonte, een natuur. Zij die zomaar een keer een goede daad verrichten, af en toe wat goede werken doen, zullen het niet halen. Het moet de persoonlijkheid van de mens zijn, het karakter. Goede daden op zich zullen weer vergaan. Het gaat erom je leven te geven, door in geduld aan jezelf te sterven. 31. Alleen de oerchaos kan hier doorheen komen, haar weg vinden, tot het paradijs. Alle herinneringen die het mensenleven ziekelijk geordend hebben moeten de toets in. De twijfel moet weer komen. Weg met al die valse zekerheden van dit is dit, en dat is dat, en die is zus, en die is zo. In de stad hebben ze altijd het hoogste woord en altijd wat op de ander aan te merken, in oppervlakkigheden : 'Oh, kijk eens hoe die zijn haar heeft zitten.' 'Oh, moet je die broek zien.' En ga zo maar

2834 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication