34

11. Ik ben meer waarde dan het visioen, ik ben de duisternis. Kom tot mijn tenten. Ik zal u nieuwe namen geven. Ik heb u rust gegeven, een eeuwige rust. Ik heb u gehaald tot het dodenrijk, waarin gij nieuw leven hebt verkregen. 12. Ik breng boodschappen van verleden tijden naar boven. 13. Ik spreek tot de bergen en de heuvelen, en zaad dale op hen neer tot nieuw gewas. Een nieuwe schepping zal komen, geheel nieuw, en ook de goden worden herschapen. De duidelijke zin van het woord zal hersteld worden, en de taal. Ik zal integreren. 14. Mijn woorden zijn kracht en kennis, als het rode dat van de heuvelen druipt. Ik voer oorlog in gerechtigheid, en in kennis. Ik breng het rode tot de bergen en de rivieren. 15. Gij dan zult het rode der aarde voort brengen, het vuile rode van diep onder de grond, en het rode ijs. 16. Wie bracht jou naar de overkant, wie maakte jou als brandend zand. Zij raakte mij aan in moedertaal, de oplossing zoekend .… Zij brengt mij tot de dieptes van het bestaan … 17. Zij verbergen hun waarheden tussen raadsels ... en vinden elkaar terug op verborgen en afgelegen eilanden ... Spreek tot mij in raadselen, ... leidt mij door de wildernissen van het leven ... 18. Ik voel je door jouw raadselachtige taal ... een taal van leugens 34 en van pijnen ... Leer mij die taal verstaan ... Je taal is wild en gevaarlijk ... woest, want je wilt geen indringers ... 19. Zo is dan de letter dodend, de geest misleidend, maar de kennis schenkt eeuwig leven. 20. De kennis is het donkere dat het grotere geheim houdt. Zij leidt tot de wildernis. 21. Die ziel werd in het paradijs geschonken. De hemelse ziel is de hemelse armoede. 22. De loonwerker werd tot een plaats geleid waar dingen zo zwaar waren dat zijn woorden opgeslokt werden, zodat hij zou komen tot de hemelse ziel. 23. Dit zou gebeuren in de bitterheid van de ziel. De adem moest in hem sterven om plaats te maken voor de bitterheid van de hemelse ziel, zodat hij doorgang zou hebben tot de schoot van de duisternis. 24. De loonwerker werd gekweld tot het einde, totdat zijn tong het uiteindelijk begaf, en hij stom werd voor de hemel, totdat alleen de hemel nog door hem zou spreken. Hij werd tot die duistere stilte geleid. 25. Donker van huid is zij, als de tenten van Kedar. Zij is een bron van het paradijselijke zaad. Diep in de ziel ligt het hart, de plaats van honger en kennis. Hier worden wij met Haar verenigd. Zij is als een wapenrusting. 26. De loonwerker keert terug naar de naaktheid, en gaat in

35 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication