Maar aan hen wordt niet gedacht 6. Ik zag hen diepe gaten graven, Maar zij vonden het niet, Het was gehuld in een geheimenis 7. Tussen vele bloemen is zij als een steen, Het brengt ons terug tot de tenten, tot de wildernis. 8. Het niet willen luisteren is het hart van een zwijn. En zie, zij zullen zijn naam verdraaien, En zijn geheimen zullen verborgen blijven voor hen. 9. Er was een man die langs een ravijn ging en uitgleed. Gelukkig kwam hij slechts in een kleinere inham van het ravijn terecht, maar daar waren doornenstruiken waarin hij verstrikt raakte. 10. Uiteindelijk kon hij uit de inham komen, maar hij was zo verzwakt en verwond dat hij niet meer naar boven kon, dus hij trok dieper in het ravijn. Na een lange tijd van omlaag klimmen kwam hij aan in een andere inham waar een grot was. 11. Toen hij dieper de grot inging in de inham raakte hij in gevecht met een wolf. Hij had geen krachten meer. Hij was zwak en verwond, en kon niet veel tegen de wolf beginnen. Hij stortte ter aarde, maar plotseling werd de wolf 40 weggetrapt. 12. Een jongen stond voor hem. De jongen ontfermde zich over de man, terwijl de wolf wegvluchtte. De jongen verbond zijn wonden en droeg de man dieper de grot in waar hij leefde in een stam. 13. De stamhoofden hadden verschillende dochters en zonen, en nadat de man hersteld was trouwde hij met een van de vrouwen, en werd aangenomen in de stam. Hij kreeg zeven zonen met deze vrouw. Op een dag besloten de zeven zonen dieper te gaan in het ravijn. 14. Ze klommen verder naar beneden, totdat ze bij een andere inham kwamen. Ze gingen naar binnen in een grot waar ze een enorm grote steen vonden. Achter de steen was een vruchtbaar land. De steen sprak tot hen dat hij ze getrokken had tot het vruchtbare land, maar een van de zonen begon de steen uit te lachen en te bespotten, zeggende dat het slechts een steen was. 15. Daarop sprak de steen : ‘Opdat gij deze woorden van waanzin hebt gesproken, en niet hebt opgemerkt dat er leven is in de steen, zult gij sterven. En de zoon die de woorden van spot gesproken had en had gelachen tot de steen viel dood neer. Grote vrees viel op de andere zonen, en sindsdien gehoorzaamden zij de steen, en hadden veel respect voor de steen. 16. En zij spraken : ‘Ja, inderdaad heeft de steen
41 Online Touch Home