641

gebied, oftewel het gebied van de paradijselijke slaap. 28. Augustinus liet zien dat er dieren waren in gehenna die leefden zonder pijn. Hij gebruikte hiervoor het voorbeeld van salamanders die in vuur leefden. Ook stelde hij dat het mogelijk was in vuur door te leven met pijn. Hij liet de verschillende vormen van het leven in gehenna zien. We kunnen hierbij ook denken aan Shadrach, Meshach en Abednego die in de vurige oven werden geworpen en geen pijn hadden en niet verminkt werden en gewoon doorleefden, terwijl zij die hen in het vuur hadden geworpen verslonden werden door de vlammen omdat ze het zeven maal heter hadden gemaakt. 29. Hij noemt de diamant die niet door vuur bewerkt kan worden, en ook niet door ijzer. Augustinus liet de dualiteit zien van alle dingen. Er waren altijd weer uitzonderingen op de regel, het had altijd verborgen bodems. Hij draaide elke steen om. 30. Hij stelt verder dat God dingen doet die verder gaan dan het waarneembare, verder dan de zintuigelijke ervaring. God doet dan ook het onmogelijke. Niets van wat hij stelt is verder iets noodzakelijks volgens hem. Er is altijd meer. Hij geeft 641 ook toe dat dingen weer kunnen veranderen. Volgens hem kunnen wetten ineens veranderen, en ook de natuurwetten van het heelal, om menselijke overleveringen en tradities te doorbreken. De natuur valt volgens Augustinus niet in een hokje te zetten. Er zijn natuurverschijnselen waar de mens geen weet van heeft. 31. Augustinus stelde dat er een heilige natuur was die planeten kon stilzetten, rivieren kon laten omkeren en sterren uit hun banen kan laten gaan. Volgens hem was de planeet Venus ook opeens een keer totaal veranderd, in een andere kleur, een andere grootte, een andere vorm en met een andere koers. Volgens Augustinus dachten de aardlingen veel te kortzichtig, en waren de wetten die zij kenden hun afgoden. Augustinus legt de nadruk op de heilige verscheidenheid. 32. De mens is diep geschokt wanneer er dingen gebeuren die tegen de voor hem bekende natuur ingaan, en dat noemt de mens dan een monster, een voorteken, een wonder of verschijnsel, maar het laat aan de mens zien dat er aan God geen limiet valt op te leggen. God stoort zich niet aan de mens, en doet wat nodig is. De mens kan aan God geen natuurwetten opleggen.

642 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication