725

tot het begin, tot het oorspronkelijke, het onaangetaste, het pure, waar ook het Hebreeuwse woordje 'rosh' voor staat. Daar begint alles mee. Al het bewustzijn van deze tijd heeft de mens in grote problemen gebracht. Het bewustzijn liegt tot de mens. De mens heeft het ingekocht en ingeslikt, en het laat de mens niet meer los. De mens ijlt nu, woelende in zijn slaap. De mens worstelt. Teveel bewustzijn. Wie kan er met zulk groot verdriet leven ? Het is een nachtmerrie. We kunnen niet alles goed gaan lopen praten. De mens moet dieper slapen, de eeuwige dood, een diepere slaaptoestand van de natuur, wat niet letterlijk is, maar filosofisch, als een tussenlaag. 90. Het was een gedwongen bewustzijn. De mens had er niet om gevraagd. De mens was totaal hulpeloos. 91. En dan sta je ineens in de natuur aan de rivier van het Roshland raadsel. Je kijkt naar de rivier tussen de grote planten en struiken met de grote bladeren. Je ademt het diep in. Allemaal natuur. Het is de rivier van de eeuwige dood, een krachtig sap. Alles wordt daar naartoe gedreven. Een groot filosofisch geheimenis. Het bewustzijn van de mens moet eerst sterven, diep slapen, verduisterd worden. Eeuwigheid betekent volkomenheid. De mens mag niets 725 achterhouden. Alles gaat de rivier in. Kopje onder. 92. Al het geklaag van de mens wordt in stand gehouden door het gedwongen bewustzijn. Het is pure marteling. Daarom : slapen, en diep. Eeuwigheid is volkomenheid, niet letterlijk. Het orthodoxe beest brult aan de kant van de rivier. We hebben hem nodig, maar kom er niet te dichtbij. Blijf in het water. Wat een verschrikking is dit beest. En hoezeer smacht de ziel van de mens dit raadsel te kennen. 93. Hevig brult het aan de waterkant, vol bloedlust, en het water is koud. Dan rent het beest het water in, en alles staat stil. 94. Ook het bewustzijn moet sterven. De mens heeft er maar weinig van nodig. Er is iets veel groters dan bewustzijn, en dat is de filosofie. In de filosofie gaat de mens telkens kopje onder, sterft de mens voortdurend een eeuwige dood, ook het bewustzijn van de mens. Het gaat niet om het vele bewustzijn, maar om het ware, en dat is slechts klein, heel weinig. Het leidt de mens door de nacht heen, als een rood spoor van bloed. Het zijn maar wat bloeddruppeltjes. De mens 'weet' teveel, de mens 'kent' teveel, en slaapt te weinig. Alsmaar meer wil de mens, maar het gaat niet om het meer, maar om het ware.

726 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication