952

maar over de tent van het getuigenis, versierd met de tekenen van God. 51. De mens moet niet alleen zijn hart offeren aan de hemel, maar ook zijn mond, zijn tong, zijn belijdenis. Waar het hart vol van is stroomt immers de mond over, en dit is allereerst tot de hemel, een getuigenis en belijdenis tot de hemel. 52. Nu zou dit allemaal geen zin hebben als wij onze oren en ogen niet hebben geofferd aan de hemel, anders worden die nog steeds afgeleid, en spreken die nog steeds vleselijk, hun doel missende. 53. Heeft u het niet opgemerkt, al het ijdele geklets van hen die hun oren en ogen niet aan de hemel hebben geofferd ? 54. Zij bevredigen hun oren en ogen met de dingen der wereld, met de massa media, als consumenten van het vlees. Daar stroomt ook hun mond van over. Je kunt zien waar hun hart vol van is aan datgene waar ze het telkens over hebben. Allereerst moet je leren kijken en leren luisteren. Eerst moet het oor spreken, anders stroomt er slechts vuiligheid uit de mond. En het oor spreekt van wat hij gehoord heeft, als een getuigenis van de hemel. Laat dat onze ware belijdenis zijn. Laten wij niet tot lippendienst komen, maar allereerst tot orendienst, en dan niet 952 de orendienst tot de wereld, maar tot de voeten der hemel, oftewel het herdenken van het lijden en daar lering uit trekken. Gedenkt het lijden. Laat dat je belijdenis zijn. De hemelse afgezanten kwamen tot de aarde om de ware hemelse kerk te brengen, het hemelse vissersvolk. Zij moesten de mens verlossen van het zijn van een zaaier op de akker van het vlees, van het pad waarop de mens versteende tot een gruwel. De mens moest ontslagen worden van dienst tot de vleselijkheden waarin de mens verstrikt was geraakt. We mogen de hemel danken voor het zenden van de hemelse afgezant. Het is een natuurverschijnsel. Het diepere medicijn 55. Wat is het pad dan ? Eerst gaan we door de verbrokenheid, de verzachting, om gemengd te worden, en dan komen we tot de hemelse verstening, om zo alle valse vleselijke verstening te ontlopen, en deze hemelse verstening komt weer tot de verbrokenheid, de verzachting, dus de spanning tussen zacht en hard blijft, en zal uitgewerkt moeten worden. Zo zal de mens loskomen van de valse versteningsoogsten. 56. Als het vlees tot steen is geworden, dan is er ook nog een naoogst waarin dit wordt uitgewerkt, en de vleselijke mens

953 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication