995

Kantiaanse God als opperwezen had niets met een ik of jij te maken in eerste instantie, maar met de hogere natuur rede waaraan allereerst het zelf moest sterven. Uiteindelijk moest dit wel het hogere zelf zijn, maar dit was meer een abstractie, een bewustzijnsniveau en had weer niet met ik en jij te maken. De mens moest de valkuilen zien van het ik en jij. In het pseudo-kerkelijke godsbegrip was god de grote jij of hij, maar stiekum het ik, het lagere denken van de mens zelf die alles op de ander projecteert om er vervolgens zelf mee weg te rennen. 10. Het gebed is slechts symbolisch om jezelf af te stemmen op de Rede of Kantiaanse God, die dus ook al door de menselijke overleveringen en tradities heenliep, omdat ook de profeten de mens al waarschuwden dat het materialisme een waan was. 11. De eerzucht beschuldigt vervolgens de geestelijke mens van wanen, en zo worden de profeten gedood door pseudorationaliteit, het gemakszuchtig wegkieperen van de voorwaarden en dan het gebrek aan het begrijpen maken tot een volkomen begrip, als de eerzucht die zijn vermogen probeert te vergroten door een paar nullen achter zijn kassaldo te zetten. 995 12. De substantie heeft zijn waarheid in het eenvoudige, het simpele, ontdaan van alle voorwaarden, om zo onderscheid te maken wat dan weer in het innerlijk wezen wordt verdelgt, en dat deze verzekering van verzekerdheid zijn bevestiging heeft in vergeetachtigheid. Dit maakt men vervolgens toegankelijk door het openbare handelen, en zo ontstaat de wet van familie en staat, een zeer vroom wezen, zeer passief en doods, en daardoor een onverschillige onwerkelijkheid. Het is een god die zich absoluut niet vies wil maken, de schone god genoemd, die de mens door valse beloftes tot misdaad aanzet, met een gespleten tong. Ze geeft de mens valse zekerheden en valse betekenissen. Alles werd verstrooid en vereenvoudigd, en daarom streden de intellectuele filosofen al sinds de oudheid hiertegen. De mens had afgedaan van het hogere systeem van de rede en betaalde er een zware prijs voor. Pas op voor de acteur en zijn masker, want die individualiteit kleeft er maar slechts heel oppervlakkig aan vast, zeer gedachteloos en inconsequent, als onwaardige toevalligheid en daardoor niet-wezenlijk. 13. Kant stelt dat hoeveel het begrip van een object ook bevat, dat de mens er toch bovenuit moet gaan om er existentie aan te verlenen. De mens die dit niet wil

996 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication