998

Dood en leven is allemaal goed, maar graag geen honger. Dood en leven past allemaal perfect thuis in hun materialistische denkbeelden. 6. De mens wilde niet ervaren en leren kennen. De mens wilde gewoon geloven. De Rede denkt in voorwaarden, waar het zintuigelijke met het onvoorwaardelijke als absolute denkt te beginnen, stelt Immanuel Kant. Hierin raakt de Rede allereerst verstrikt, in de pseudo-realiteit, in het schijnbare. Toch is de Rede dan bepalend en niet bepaalbaar, omdat de Rede een noodzakelijkheid is en het enige werkelijke. De Rede is niet onderworpen aan het tijdelijke en materiële experimenten. Dit is dus de vrijheid van de Rede. De Rede is haar tijd ver voor, omdat zij eeuwig is. De Rede is onafhankelijk van de zintuigelijkheid, wat Immanuel Kant stelt als de definitie van vrijheid. De mens is een verschijning, maar de Rede is dat niet. De Rede is ook niet slechts begeleidend, maar op haarzelf, ook wanneer het zintuigelijke dwars tegen haar ingaat. De voorwaarde die in de Rede ligt is niet zintuigelijk, dus heeft ook geen begin, en is daarmee ook niet onderworpen aan zintuigelijke pseudo-voorwaarden en aan bepalingen in de tijd door een voorafgaande oorzaak. De voorwaarde van de Rede zweeft hierboven als een bol. Ze is hierdoor ook 998 7. Dit is hoe Immanuel Kant de Kantiaanse God beschrijft. Daaronder ligt de woeste zee van de pseudovoorwaarden, waar ook de Rede in was geworpen en in verstrikt was geraakt, maar zij was er nooit een deel van geweest. Het was alleen om haar op te wekken. De woeste krachten van het geloof zijn dus slechts de brandstof van de kennis. Zij rangschikt en inventariseert alles en draait het tot gebruik en nut. Zoals de god El ook al de Draaier werd genoemd in de Hebreeuwse worteltekst, en in het Grieks is zij als logos de Rede in de beschrijving van god in het NT in het eerste hoofdstuk van Johannes. Ook in de Aramese grondtekst is god de Rede. 8. Aramees : In het hoofd was de Reden en de Reden was bij God en de Reden was God. Reden is mlh, en God is alah. 9. Immanuel Kant stelt dat de Rede dus zelf de voorwaarde is voor iedere handeling waarin de mens zichzelf als verschijning manifesteert. De Rede volgt dus niet de orde zoals die zich voordoet in de verschijning, stelt Immanuel Kant, wijkt niet voor materiële regels en hun voorwaarden. De Rede is dus in dat niet onderworpen aan chronologie, aan opeenvolging in tijd.

999 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication